Spring naar inhoud

Roman Wolgin als verzameling in Heden, Den Haag

29 december 2011

In Heden aan de Haagse Denneweg hangt nu een handgeschilderde Gerhard Richter. Niet van Richter zelf maar van de van oorsprong Russische schilder Roman Wolgin. Wolgin lijkt mee te doen aan het postmoderne spel van herhalen en kopiëren. Je kunt dat nihilistisch noemen maar nihilisme is zo goed deel van onze cultuur als het streven naar originaliteit en uniciteit. En was het niet Richter zelf die voorbijging aan de uniciteit van het beeld door tijdschriftfoto’s te nemen als uitgangspunt?

Daar komt nog een factor bij: Wolgin is een goede schilder. Hij heeft gevoel voor wat verf en een verfstreek vermogen, of dat nu in een citaat is of in een eigen inventie. Er zijn voorbeelden van beide te zien in de tentoonstelling.

En er is meer: Wolgin is een ware verzamelaar van beelden. Die beelden zijn bepaald niet allemaal kopieën, hoewel hij ook veel citeert. Cartoons, decoraties, reclamefolders, illustraties, foto’s maar ook teksten en abstracte composities worden door Wolgin gebruikt om een verzameling, een meta-wereld aan te leggen. Dat blijkt vooral uit een geweldige hoeveelheid tekeningen .

Die tekeningen lijken op het eerste gezicht naar willekeur gemaakt en opgehangen. En ik sluit niet uit dat er bij zoveel tekendrift, onderwerpen soms ondergeschikt worden. Wolgins hand lijkt geen moment stil te willen staan. In de tekeningen presenteert de wereld zich als kolderiek en nutteloos, soms het één, soms het ander, vaak beide. Nergens wordt een situatie uitgebeeld. Integendeel: alles lijkt op het punt te staan in een mum van tijd te veranderen, te verdwijnen, te verschijnen. Zelfs de abstracte composities weigeren stil te staan.

De meeste tekeningen trekken aandacht en vele schreeuwen de toeschouwer gewoon toe, hier en daar benadrukt door opflitsende teksten en kreten. In hun quasi-onbenulligheid strijden een aantal tekeningen om de aandacht, als lichtreclames of wisselende televisiebeelden. Daartussen zitten plaatjes die betekenis lijken te hebben, maar dat ook onmiddellijk weer tegenspreken. Op die manier ontstaat er een verzameling beelden waar moeilijk vat op te krijgen is. Een wereld die tegelijkertijd over zichzelf gaat en zichzelf ontkent.

Maar dan zijn er ook vier schilderijen in zwart wit met als hoofdpersoon een berkenstronk.

Het stronkje is aandoenlijk als een Disney-figuurtje en loopt in een kale, donkere wereld rond. Zijn stuntelige, vormeloze uiterlijk heeft iets komisch in zijn doelloosheid.

Respectvol kijkt hij naar de maan, maar de maan kijkt alleen maar terug. Een poging tot romantiek die onmiddellijk verworpen wordt. In het schilderij ernaast is het berkje verdwenen, van de aardbodem, zij het niet dat de aardbodem zelf ook weg is. Slechts een fel kijkende maan blijft achter in een donkere hemel. In zijn karigheid is deze kleine serie een prachtige tegenhanger van de verzameling tekeningen.

De tentoonstelling is verdeeld over twee ruimtes; in de kelderruimte wordt de tentoonstelling vervolgd. Hier is het werkelijk een afdaling in dat wat het daglicht niet mag zien.

De duivel, het kwaad en de dood heersen hier. Eeuwen van Faustiaans-duivelse wetenschap lijken hier samen te smelten tot een absurde grap.

Is dit de duivelse fantasie en verbeelding die ons de zichtbare wereld laat interpreteren? Of is dit het duistere vuur van de kunstenaar?

Wat het ook zij, het is prachtig en met veel humor geschilderd en opgesteld.

En het is deze beheersing van schilder-  en tekenkunst in meerdere facetten die deze tentoonstelling tot een Wunderkammer maakt. Of, om nog verder in de tijd terug te gaan, Wolgin beeldt de zaken uit die de zichtbare wereld en ons beheersen, zoals prehistorische mensen dat in grotten en holen deden.

En in het geval van Wolgin horen daar ook schilderijen van Richter of van Neo Rauch* bij. Maar dan wel van eigen hand. Of heeft Wolgin zich als een Orthodox-christelijke icoonschilder ingeleefd in de hand van de meesters zelf of de hand die hen beheerste, en zijn dit iconen geworden? Of – wanneer het voorgaande nog niet postmodern genoeg is – kunnen we stellen dat hier een Richter en een Rauch zowel niet als wel hangen?

Op basis van het bestaande zoekt Wolgin naar de fundamenten van de wereld, terwijl hij de absurditeit van die zoektocht inziet maar er ook een nieuwe bron van verbeelding van maakt. Hij presenteert zijn verbeelding als een verzameling. En het is mooi dat dat allemaal mogelijk is in twee kleine ruimtes in Heden.

 

Bertus Pieters

 

* Neo Rauch: Quecksilber, 2003

4 reacties
  1. Mooi beschreven! En doet goed dat je er van hebt genoten.
    We gaan er een goed jaar van maken Bertus!
    Jacko.

    Like

  2. J.P. Gerretsen permalink

    Ik heb in de jaren negentig meegewerkt aan een tentoonstelling van Roman Wolgin en heb toen ondervonden dat Roman Wolgin een egoistisch persoon is, die iemand hard kan kwetsen. Kan er niets aan doen, maar moet daar altijd aan denken als ik zijn werk zie.

    Like

Trackbacks & Pingbacks

  1. villalarepubblica: Roman Wolgin als verzameling in Heden Den Haag | Jegens & Tevens

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: