Spring naar inhoud

Over bergen en toppen: Eindexamenexpo Beeldende Kunst KABK Den Haag

4 juli 2012

Nederland wil alleen nog maar topkunst stimuleren, zo heb ik begrepen. Maar wie alleen maar hoge, glinsterend besneeuwde toppen wil hebben, is weinig realistisch. Voor die toppen heb je nu eenmaal bergen nodig. Misschien komt het omdat Nederland niet bijzonder bergachtig is, dat een dergelijke waarheid als een koe er niet erg in gaat. De idee dat alles onder die glinsterende top middelmaat zou zijn, is bovendien een veelgehoorde aanname. Waar die op gebaseerd is, is volstrekt onduidelijk, want wie bepaalt wat topkunst is?

Niettemin, er zou toch iets werkelijk fout zitten op een kunstacademie wanneer zij alleen kunstenaars af zou leveren die daadwerkelijk middelmatig werk maken. Middelmatig in de zin dat het werk bepaald niet slecht is, maar verder ook geen bijzondere eigenschappen heeft (en dat is uiteraard ook een betwistbare stelling). Gelukkig valt het dit jaar op de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag allemaal bijzonder mee op de eindexamenexpositie op de Afdeling Beeldende Kunst. Er is zelfs vrij veel interessants te zien. Bij deze een kleine staalkaart.

Terugkomend op de bergmetafoor: klimmen, hangen, vallen en dragen staan centraal bij Frank Heiser. Hij stelt zaken tentoon die alle met de zwaartekracht te maken hebben. Zo zien we hem zelf in een videoloop hangen aan zijn voeten. De zwaartekracht laat hem wel recht naar beneden hangen maar brengt hem niet tot stilstand. Het idee van hangende massa wordt verzacht door de projectie op hangend dundoek. De hangende massa van het lichaam heeft zich teruggetrokken in het beeld dat we zien op het doek. Daarmee is de massa dun en fragiel geworden.

In een ander werk heeft de zwaartekracht zwaar toegeslagen. Een zware, betonnen kubus stond op een ranke, houten driepoot, maar is omgevallen. Nu is omvallen en in stukken vallen niet echt een novum in de hedendaagse kunst, maar zelden gaat het om het vallen als natuurkundig verschijnsel. Heiser zoekt hiermee de grenzen op van wat fysiek mogelijk is met massa, materiaal en ruimte en tracht de spanning van de zwaartekracht voelbaar te maken. Hij roept daarmee de spanning op die hij zelf ondergaat bij het maken van het werk. Steeds is de vraag: kan dit blijven staan of hangen en zo ja hoe lang?

Gaat het bij Frank Heiser om het fysieke, bij Lisanne Ackermann gaat het om de verbeelding en de gevoelswaarde daarvan. In een installatie toont zij onder meer een tent zoals die door kinderen gedacht zou kunnen zijn, met lappen, dekens en takken en met een simpele constructie in elkaar gezet. Binnenin is het knus, maar aan de achterzijde, waar normaal een raam zou kunnen zitten, wordt een filmpje geprojecteerd, dat de knusheid wat te niet lijkt te doen.

Buiten de tent staat een ander verhaal: een reusachtige spin (een referentie aan de spin van Louise Bourgeois) ligt er op een tafel hulpeloos op zijn rug. De machtige spin (die bij Bourgeois symbool was voor de beschermende moeder)  is dood, de herinnering eraan is als een abstracte schaduw op de muur te zien. Maar het is slechts een particuliere herinnering, want wie de spin niet ziet, zal in de abstracte schaduw geen spin herkennen. Die zal de schaduw slechts zien als een lijnenspel dat vage associaties oproept. Ook is er een verhard hemd aan een hangertje, dat rechtop staat als een herrijzenis. En zo lijken kindertijd, dood, herrijzenis en herinnering hier samen te komen in een verzameling zaken die elkaar versterken.

De verbeelding van Jalal Alwan is van een heel andere aard. Alwan laat een aantal meubelen zien die zich onttrekken aan hun dagelijkse functie. Alwan heeft ze dusdanig veranderd dat het lijkt of ze het volgende moment zo maar weer kunnen veranderen. Alwan doet dat niet door de meubels te verdierlijken of te vermenselijken. Eerder kijkt hij naar hun fysieke verschijningen, hun stilistische eigenschappen en benadrukt die door ze te overdrijven of door er radicaal in in te grijpen. Dit werk laat ondermeer zien hoezeer de verbeelding afhankelijk is van de dingen die we dagelijks om ons heen zien. Typerend is dat de meubels, ondanks de ingrepen van Jalal, alleen naar zichzelf blijven verwijzen. Zij veranderen niet in andere wezens en krijgen ook geen andere functies.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

KABK 10 Juliaan Andeweg 2

Ook alleen naar zichzelf verwijzen de schilderijen van Juliaan Andeweg. Het maken van vorm door kleur en het vermijden van iedere expressie in het aanbrengen van verf zijn niet nieuw. En het oproepen van een min of meer sacrale sfeer met grote kleurvlakken kennen we natuurlijk ook al. Maar de kunstgeschiedenis is nu eenmaal een lang verhaal van herinterpretatie en herontdekking. En bij Andeweg werkt het. Het licht dat aan de voorzijde van de academie naar binnen komt, doet prachtig zijn werk en Andeweg karakteriseert z’n schilderijen op een subtiele manier. Onder een min of meer gevouwen, blauw schilderij heeft hij zacht roodachtig elektrisch licht aangebracht. De verticalen worden in het geheel van de installatie benadrukt, terwijl de horizontalen ontkend worden door het gevouwen schilderij en door een liggende lat, die met een druk op de knop in beweging gebracht kan worden en het horizontale laat bewegen. Verder is het een spel van kleur en proportie als coulissen en objecten van een stil podium waarin je terecht bent gekomen.

Andere theatraliteit biedt het werk van Erik van de Belt. Zijn werken zijn meer toneeltjes die de kijker door middel van kleur naar binnen zuigen. In een quasi-huiselijke scène licht een kamer op in wat op het eerste gezicht het licht van een televisie lijkt. Maar hoe huiselijk is de scène? Is ze zelf niet een projectie? Is de kamer niet slechts gemaakt van coulissen? Is de figuur op de achtergrond zelf een onderdeel van de coulissen? Het enige antwoord is uiteraard dat dat allemaal niet waar is, want beelden op schilderijen zijn natuurlijk nooit waar. Het beeld dient bij Van de Belt meer om de verbeeldingskracht van de kijker op te roepen. Betekenissen worden niet makkelijk prijs gegeven en lijken vrij letterlijk achter en voor de coulissen langs te schuiven.

Of neem een kleiner werkje waar een gestileerde poedel zich in een theatertje lijkt te presenteren. Achter hem schijnt een spotlight, dat hem echter niet in het volle licht zet. Waarom is deze poedel zo belangrijk? De kijker mag het zelf invullen. Maar door het paars dat zowel wat kitscherigs heeft als iets stemmigs, manipuleert Van de Belt de verbeeldingskracht van de kijker. De kleur- en vormbehandeling zorgen voor aantrekking zowel als afstoting en spelen daarom een geraffineerde rol in de manipulatie.

In de werken van Jakob de Jonge is het niet zozeer de verbeeldingskracht van de kijker als die van de schilder zelf die nadrukkelijk het werk doet. De Jonge is iemand die je meetrekt in zijn eigen verbeelding. Zijn schilderijen lijken sprookjesachtig en metaforisch. Neem een panoramisch en vlak landschap dat zover het oog reikt door mensen is vormgegeven. Alles lijkt er praktisch en efficiënt ingedeeld. Maar als in een droom en blijkbaar nu nog bijna onttrokken aan het aardse oog, vallen er kleurige vogels – bijeneters, papegaaien, wielewalen en wat dies meer zij – uit de hemel, als de vervlogen dromen van de aardbewoners.

En elders propt De Jonge een gehele samenleving samen in twee gigantische torens, vol met allerlei gebouwen met uiteenlopende façades uit verschillende stijlperiodes. Er lijkt geen contact tussen de beide torens, noch met het donkere achterland, waar lichtjes van verspreide bewoning vriendelijk oplichten. Door het zich herhalen van gotische rozetramen wordt de herinnering gewekt aan de grote gotische kathedralen, maar ook aan de Twin Towers.

Zowel Van de Belt als De Jonge zijn schilders met een diepgaande interesse in en voeling met hun materiaal. Voeling met het materiaal is uiteraard sowieso een voorwaarde voor het welslagen van een kunstwerk. Is die voeling er niet, dan treedt onherroepelijk de middelmaat op. Als je niet van verf houdt, ga er dan geen plaatjes mee maken, als je niet van fotograferen houdt, houd dan op met het schieten van nietszeggende overbodigheid, houd je niet van ruimte, plemp er dan niets in neer en zo voort. Vanwaar die oprisping? Bij de afdeling beeldende kunst is een steeds verdere verruiming van media en materialen te zien, inclusief bewegend beeld. Dat is fantastisch, maar hier en daar dreigt de liefde voor de inhoud groter te worden dan die voor het medium. Daar dreigt dus het spook van de middelmaat. En daar kunnen geen glinsterende bergtoppen op komen.

Bertus Pieters

Zie ook onderstaande beeldverslagen met meer interessant werk dat ik hierboven niet heb kunnen noemen:

http://trendbeheer.com/2012/07/05/eindexamenexpo-2012-kabk/

http://www.lost-painters.nl/eindexamen-expositie-kabk-den-haag-2/

http://blogger.xs4all.nl/chmkoome/archive/2012/07/08/771394.aspx

Geef een reactie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: