Achtertuintje met hier en daar wat hoogtepunten: ZomerExpo 2013, Haags Gemeentemuseum
De eerste editie van de ZomerExpo in 2011 was nog nieuw en wennen. De pretentieuzen vonden het op voorhand niets, de antipretentieuzen vonden het op voorhand geslaagd. Met de tweede editie, vorig jaar, leek er meer geleerd. Er leek wat meer durf bij de jury’s en/of de kunstenaars; in ieder geval was er meer diversiteit, waren er wat grotere werken, wat meer installaties en bewegend beeld had de fotografie wat teruggedrongen.
De huidige editie lijkt helaas een stapje terug. Ligt het aan het onderwerp, aan de kunstenaars, aan de jury’s of aan de presentatie van het Gemeentemuseum? Aan dat laatste ligt het niet want de presentatie is overzichtelijk en er is naar omstandigheden veel ruimte voor de individuele kunstwerken. Hoe komt het dan toch dat er een sfeer van matheid hangt over deze tentoonstelling? Wellicht is het onderwerp Aarde deze keer schuldig? Is dat onderwerp te groot?
Is het een teveel aan amateurisme? Nee, het peil van de kustwerken is door de bank genomen niet slecht, voor zover dat al te beoordelen is in zo’n veelheid aan stijlen en hoewel er ook beslist enige momenten van tenenkrommen tussen zitten. Maar die zaten ook in de vorige edities. Dat is nu eenmaal het zwakke punt van het concept van de ZomerExpo en dat is all in the game.
Maar er gaat deze keer weinig prikkeling of inspiratie uit van wat er te zien is, ondanks dat het onderwerp daar wellicht toe zou moeten aanzetten. Punt is dat er weinig echte uitschieters zijn onder de kunstwerken. Hoe dat komt zo komt dat, maar een volgende keer zal er toch meer rekening mee gehouden moeten worden, dat een aantal kunstwerken de show zullen moeten trekken. Als die er niet zijn, dan kun je je afvragen of de tentoonstelling, ondanks alle sympathieke bedoelingen, eigenlijk wel museumwaardig is. Wat dat betreft is deze editie op het randje, ondanks al het harde werk dat er door alle partijen aan verricht is.
Het meest kernachtige werk van de tentoonstelling is een filmpje dat veel samenvat over het onderwerp zonder er een waardeoordeel over te geven. Een filmpje dat tegelijk weerzin en medeleven kan oproepen, dat een idee van ruimte en aardsheid geeft en een filmpje waarin letterlijk kracht en volume worden getoond. Het gaat om een filmpje van Astrid van Nimwegen. A Man Digging toont de werken van de mens op aarde in kort bestek. Een zeer corpulente man van wie we in alle uitbundigheid zijn hele zware en goeddeels naakte gewicht zien, graaft een rechthoekig gat in een wijds groen veld. De horizon is ver, de zon schijnt, het groen van het gras reikt ver, de onderliggende klei is vet en donker en de corpulente man werkt onverstoorbaar in het zweet zijns aanschijns aan een rechthoekige kuil waar hij na het graven bijna tot heuphoogte in staat. Zijn geweldige lichaam lijkt onderdeel te worden van de vette klei of het enige gevoelsmatige menselijke antwoord erop. Het werk is van een verbluffende eenvoud. Even kijkt de man in een bijna monumentale pose richting camera na het grote graafwerk. Zijn proporties zijn zonder twijfel niet de meest klassieke of ideale, maar de eenheid die hij doorheen het filmpje lijkt te krijgen met het werk, de klei en het landschap neemt wel klassieke vormen aan.
Een evenzeer aards werk is Landscape van Pol Taverne. Als het om ploegen of graven in land gaat is er een wonderlijke overeenkomst met grafisch werk als dit, waarin met droge naald en ander materiaal wordt gewerkt om het metaal dat afgedrukt moet worden, zoveel mogelijk volume en rijkdom mee te geven. Het metaal wordt net zo intensief bewerkt als de aarde die het gaat beschrijven bij het afdrukken. Dit idee wordt door Taverne nog verder uitgediept door het monumentale en horizontale formaat van het werk.
Veel minder rijk ziet de grond eruit op de foto 2B NOT 2B van Henriëtte Dingemans. Wat daar groeit moet verzorgd en begoten worden om groen te kunnen zijn en te kunnen bloeien. Kinderen in gele ponchootjes met een zwarte QR-code lijken op bijen in een grote gemeenschappelijke tuin. Het horizontale in deze foto heeft hier niets met verre horizonten te maken, het gaat slechts om het overzicht van een tuin waar kinderen druk doende zijn. Ondanks het speelse element is het duidelijk dat het paradijs hier niet vanzelf op aarde komt. Op de achtergrond ligt een donkere strook: een donkere bosrand? Terra incongnita? Uit de titel blijkt al dat dit een foto van een project is, dat met bijen heeft te maken en de huidige onrustbarende achteruitgang van de bijenstand die grote gevolgen heeft voor de plantenwereld en uiteindelijk voor ons zelf. Als zodanig is het een maatschappelijk geëngageerde foto. En zo kan sociaal engagement ook wat toevoegen aan een kunstwerk.
In Evapotranspiratie verbindt Susan Reijnders direct het aardse aan het spirituele. Ze laat zich daarbij leiden door haar materiaal, inkt en papier. Inkt heeft voor de weinigen die de durf hebben het goedje verdund of onverdund vrijuit te laten vloeien, ongekende mogelijkheden. Inkt – als waterverf – is wat dat betreft een uniek materiaal: het volgt zijn eigen weg en het vereist geestkracht het in toom te houden. Bij Evapotranspiratie gebeurt dat. Reijnders beheerst niet alleen haar vak, dat is onvoldoende in dit soort werk, ze beheerst de inkt. De geest komt in deze tekening uit de fles, maar doet wat Reijnders wil.
Hoewel de uitkomst totaal ander is geldt tot op zekere hoogte hetzelfde voor een titelloos werk van Tanya Long. Haar materialen zijn licht en belichtingstijd, waarmee ze, met moderne middelen in feite weer terug gaat naar de essentie van fotografie: de magie van het vangen en vastleggen van belichting op een drager. Ook daar doet het materiaal – het licht – met gemak zijn eigen werk en moet dus beheerst worden. Hier heeft dat geresulteerd in een lichtteken dat rondzweeft of –drijft in stralend geel. Beeldende kunst heeft de eigenschap dat het zaken materialiseert en dat gebeurt hier natuurlijk ook. Toch krijg je niet dat idee wanneer je met de ogen vat tracht te krijgen op dit geel, waarbij geldt dat geel van nature al de meest overstralende kleur is. Dus ook is hier het idee simpel, maar het overtuigt alleszins.
Een titelloos werk van Inge Hoefnagel baseert zich op een vorm die op natuurlijke manier ontstaan lijkt, zoals de tak van een boom of een uitsteeksel van enig ander levend wezen. Polyester is daarvoor natuurlijk een heel goed toepasbaar materiaal. Het resultaat hangt nu vrij in de ruimte, een verademing tussen alles wat aan de wanden hangt en op de vloeren staat en ligt. Maar het toont ook een organische vorm die vrij zweeft in de lucht en dat kunnen organische vormen als regel niet, tenzij ze voortgedreven worden door de wind of vleugels hebben. Daarmee zou je kunnen stellen dat het werk van Hoefnagel een satellietje van het aardse bestaan is. Als het niet aan draden zou hangen.
Wat dat betreft zijn de getoonde werken Aangeknaagd en Aangespoeld van Annelies van Sterkenburg veel meer aan de aarde gebonden. Beide werken hebben een titel die een zekere ouderdom suggereert. Maar die ouderdom zit niet in het aanknagen van iets wat al langer bestond, sterker, er is niet geknaagd, zoals het andere werk niet aangespoeld is. De ouderdom zit hier meer in de hergebruikte materialen. Materialen die allemaal al een leven achter de rug hebben. Van Sterkenburg heeft er vervolgens iets van gemaakt dat een ander leven suggereert. Op die manier ontmoeten twee werelden elkaar.
De materialen die Alette Wttewaall gebruikt in Fulica Aves Maniera hebben het leven gehad dat je zou verwachten. Het riet en de bladeren hebben geleefd en gegroeid en dat geldt ook voor het uitwendige van de opgezette meerkoet, behalve dat de meerkoet een stuk compacter is geworden, zo zonder kop. En ook de eieren hebben geen alledaagse vorm. Het geheel staat opgesteld als in een vitrine van een oud museum en lijkt gered uit een natuurhistorische collectie. In dergelijke collecties werden dieren getoond, opgezet in een suggestie van hun natuurlijke habitat. Het gewone werd daarmee bijzonder. De droom van naar iets echts te kijken vervloog hoe meer men ernaar streefde. Een vitrine met een opgezette vogel was zo misleidend als een foto, immers, vitrines met opgezette vogels, zowel als foto’s suggereren de realiteit weer te geven, die er ter plekke niet is. Wttewaal suggereert nu iets te laten zien dat er daadwerkelijk nooit geweest kan zijn, maar suggereert tevens dat deze vitrine wel ooit als tentoonstellings- of verzamelingsobject ergens gestaan heeft voor een vorm van empirische wetenschap die wel op het kijken, maar niet op de realiteit is gebaseerd.
Iets dergelijks geldt ook voor Vlinder-in-doos van Léon van Opstal. Hoewel je bij zijn werk ook zou kunnen stellen dat de realiteit juist is uitgebreid. Wie aan de sleutel draait mag even voor de levenbrenger voor deze opgezette vlinder spelen. Heel anders dan bij Wttewaal is er een ambiance van verfijnde techniek in de kleine vitrine en wordt er een idee van herwonnen leven getoond. Een staketsel van fijne, glanzende metalen onderdelen en elektrische bedrading, zorgt dat de vlinder kan klapwieken, is in feite een stelsel van spieren en zenuwen, waarmee het vergankelijke iets van het eerdere leven terugkrijgt. Tegelijkertijd is het een staaltje mooi nieuw vakmanschap om zuinig op te zijn en dat haaks staat op de weggooicultuur.
In een werk zonder titel van Myrthe Rootsaert wordt alleen maar een suggestie van techniek gewekt. Wie hier naar de geassembleerde draadjes en voorwerpjes kijkt, ziet dat er niets mechanisch of elektrisch werkt. Het werkje gaat slechts over de spanning die de verhoudingen van de uiteenlopende voorwerpen en volumes oproepen en hun evenwicht. Het geheel doet zelfs een schets voor een groot monumentaal werk vermoeden, zo eenvoudig is de opzet met het geweldige volume van de steen, het relatief ranke wiel en het ferme kader. De spanning wordt opgeroepen door het idee dat het evenwicht gemakkelijk verbroken kan worden. Alles bij elkaar een mooi klein werkje dat een monumentale belofte inhoudt.
Er zijn meer werken aan te wijzen in de expositie die het waard zijn om langer bij stil te staan. Maar gemiddeld zou je er toch vooral uit kunnen concluderen dat kunstenaars in de Lage Landen bereid zijn te vechten voor hun plantsoentje en achtertuintje waarin een beetje subversiviteit best gekleed staat. Waarbij opnieuw de vraag rijst hoe dat nu komt. Of is het gewoon een feit? Denkelijk niet. Wie het filmpje van Van Nimwegen ziet, weet dat er hier veel meer te halen is. Het onderwerp is misschien ook te monumentaal om kunstenaars te vragen hun kunstwerken even mee achter in de auto te nemen om ze te laten keuren. Wellicht zou het een aardige oplossing zijn om tegelijk met de aanmelding ook mensen uit te nodigen een voorstel in te dienen voor een eenmalige, monumentale ingreep in of buiten het museum en een bedrag ter beschikking te stellen om één of meer van dergelijke ingrepen te realiseren. Zoiets zou meer dynamiek aan het geheel kunnen geven. Dynamiek die er nu niet is, ondanks een aantal goede kunstwerken.
Bertus Pieters
Zie ook: http://www.kunstbeeld.nl/nl/nieuws/20800/zomerexpo-2013-gemeentemuseum.html
Trackbacks & Pingbacks