Onbeperkt plezier: Riso Results in de Haagse Grafische Werkplaats
Grafische kunst, je kunt er licht delirisch van worden, zoals bijvoorbeeld bij de risografieën van Ton Martens, die momenteel te zien zijn in de kortlopende groepstentoonstelling Riso Results in de Grafische Werkplaats, Den Haag. De risografie wordt gemaakt met een risograaf, vergelijkbaar met een stencilmachine. Voor verschillende kleuren worden verschillende rollen gebruikt. Dat maakt dat er verschillende kleuren over elkaar heen gedrukt kunnen worden in verschillende vormen. In de grafische Werkplaats zijn het aantal kleuren beperkt en het formaat is beperkt tot A4. Dat heeft Martens er niet van weerhouden die beperkingen te doorbreken door veel druksels te maken. Een wand met 121 risografieën op A4-formaat maakt dat het oog niet precies meer weet waar precies te kijken of te beginnen. De over elkaar gedrukte krabbels, flarden gedrukte tekst, illustraties etc. vormen daarbij een kosmos van menselijke activiteit op zich.
In andere series gaat Martens uit van een basisvorm in een basiskleur waar hij verschillende zaken in andere kleuren overheen drukt. De basisvorm is steeds als een schaduw te zien die de composities beïnvloedt en de series ook een eigen ritme geeft.
In de keuken van de werkplaats hangen een aantal vergrotingen van Martens’ druksels. Daar is de finesse van de risografie zelf goed te zien; de transparantie van de kleuren en de detaillering van de vormen die de werken ieder een eigen rijkdom geven.
Ontwerpers Dennis Koot en Rowan McCuskey speelden een soort haasje-over. Steeds beginnend met één kleur werd in het erop volgende druksel een kleur en een nieuw element aan de compositie toegevoegd. En dat met tien uitgangspunten zodat er tien series ontstonden van steeds dichter bedrukte bladen. Tien zich steeds verdichtende improvisaties met een lichtvoetige uitstraling. Ideeën, in vorm en geschrift, dringen zich op en worden weer weggemoffeld of juist benadrukt. En eigenlijk wordt dat wat weggemoffeld wordt, juist daardoor weer benadrukt. Of het nu gaat om ijs, de Italiaanse vlag, scharen of yoga, het wordt allemaal flink volgedrukt volgens het uitgangspunt less is a bore, hier en daar gepeperd met wat erotiek en latent geweld.
Het verhaal lijkt steeds alweer uit voor het goed en wel begonnen is. McCuskey en Koot hebben flinke schwung en vaart in hun series gebracht. Op die manier hebben ook zij de beperkingen van het aantal kleuren en het A4-formaat flink doorbroken.
Ook Erik-Jan Ligtvoet en Stefanie Scholte hebben die beperkingen doorbroken. Zestien A4-druksels zijn samengevoegd tot een opvouwbare kaart van Tokyo met portretten erin en het geheel vormt daarmee een nieuwe mijlpaal in Scholtes en Ligtvoets doorgaande beeldverhaal Nippon Express. Voor zover Nippon Express ooit een verhaallijn had, is die volslagen samengevallen met de verschillende tekenstijlen van Ligtvoet en Scholte, stijlen die elkaar niet bijten, elkaar eerder aanvullen. Ook dringt het mythologische aspect van het verhaal zich steeds meer op. Dit is geen beeldverhaal meer dat in Japan speelt, het is een verhaal dat zich op papier en in het hoofd afspeelt.
Er worden onbenoembare spanningen verbeeld in de plattegrond en ook op de achterzijde van de kaart, want een vouwblad biedt natuurlijk de mogelijkheid ook de achterkant te gebruiken.
Als gratuit zijn de vormen van de voorkant nog door het papier te zien. De spanningen worden vooral teweeggebracht door de verschillen van beide kunstenaars in stijl en preoccupaties. En zo is het beeldverhaal Nippon Express inmiddels meer een beelddialoog geworden.
In het getoonde, vrijwel monochrome werk van Jurjen Ravenhorst * doet zich de gedreven lithograaf kennen die hij is. Ravenhorst heeft nu eenmaal een goed gevoel voor de fijne nuances in korrel en tint van lithografie en het contact tussen inkt en papier. Toch is dat niet de reden van het monochrome van zijn werken.
Die reden ligt meer in het subtiele samenbrengen van structuur en beeldelementen, veelal architectonische elementen. De risografie biedt verbluffend mooie mogelijkheden voor Ravenhorsts genuanceerde taal. Daarbij heeft hij de technische beperkingen vergroot zonder de voor zijn werk kenmerkende wereld van licht surreële afwisseling van ruimte en vlakheid, herkenbare beeldelementen en abstractie, in te perken.
Bij het doorbreken van de gegeven beperkingen is Henning Rosenbrock op een andere radicale manier te werk gegaan. Er is geen specifieke plaats voor zijn werk aan de wanden ingeruimd, maar vanuit de marge, opvallend en onopvallend, dringt zijn werk zich op. Als graffiti lijkt zijn werk commentaar te geven op de plaatsen waar het opduikt, maar ook op de manier van kijken die je als toeschouwer hebt. Waar je kijkt, wordt al gekeken, waar je misschien commentaar hebt, is het commentaar je voor.
En verder zijn er de vlinders, van oudsher symbolen van verbeelding, vrijzinnigheid en zelfs lichtzinnigheid. In het geval van de expositie benadrukken de vlinders vrij letterlijk de niet te vangen aard van het werk van Rosenbrock. Verder is de beperking van de kleur voor Rosenbrock ook geen enkel probleem. Zijn vlinders vallen met rood, blauw en groen tegen het zwart al heel erg op en voor zijn figuren is zwart zelfs voldoende.
Het is duidelijk dat de beperking de eerste bindende factor in de tentoonstelling is. Maar een volgende factor is natuurlijk het maakplezier. Met iedere nieuwe druk geschiedt er een klein wonder en de kunstenaars en ontwerpers, hoe doorgewinterd ze ook zijn als grafici, hebben daar duidelijk plezier in gehad. Dat plezier, dat lichte delirium waar hierboven sprake van was bij het werk van Ton Martens, zit in al het getoonde werk. Het komt bovendien goed tot zijn recht in de ambiance van de Grafische Werkplaats, de plek waar het plezier zich afspeelt.
Bertus Pieters
* Op het moment van bezoek waren de werken van Jurjen Ravenhorst helaas niet allemaal te zien.
Trackbacks & Pingbacks