Hoogland!: Graduation Festival, KABK, Den Haag
De Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten in Den Haag (KABK) is de laatste jaren uitgegroeid tot een instituut dat op alle fronten uitstekende mensen aflevert. Het gaat daarbij niet alleen om degelijkheid – tenslotte wordt degelijkheid op den duur slaapverwekkend – maar om avontuurlijkheid. Er wordt durf getoond en er is aandacht voor de specifieke talenten van individuele studenten. Het kan natuurlijk altijd beter en aan alles zit een schaduwzijde, maar door de bank genomen kan de nu afgestudeerde lichting artistiek wel tegen een stootje.
De werken van Jef Stapel zitten in ieder geval compositorisch stevig in elkaar. Door het materiaal dat hij gebruikt komt hij als vanzelf tot geometrisch-abstracte composities die tegelijk het concrete hebben van het materiaal waaruit ze bestaan. In zijn beste getoonde werken geeft hij een bepaalde humor, een bijzonder perspectief of een zekere weidsheid mee.
Concreter nog zijn de bouwsels van Jonathan van Sloten. Hij doorbreekt met zijn gestapelde sculpturen het statische van zijn materiaal. Het is of het materiaal wat weerbarstig tot leven wil komen, alsof het zich langzaam uit de slaap rekt, en daarbij heeft ieder bouwsel ook zijn eigen karakteristiek.
Er spreekt een ander soort zakelijkheid uit het werk van Lorena van Bunningen. In haar foto’s legt ze dingen vast die als bij toeval ontstaan zijn. Zaken die terloops en onbelangrijk lijken, maar wanneer ze aandacht krijgen, plotseling om inhoud en betekenis lijken te schreeuwen, zonder dat die noodzakelijkerwijs komt. Ze combineert haar foto’s met dergelijke situaties. Het tweeslachtige in het geheel blijft natuurlijk dat Van Bunningen niet alleen de toevalligheid opmerkt, maar haar ook een handje helpt.
Sinds de uitvinding van de fotografie speelt het toeval in de beeldcultuur een steeds belangrijker rol, zeker toen het snapshot in zwang kwam. Greep de fotografie in de 19de eeuw vaak terug op de schilderkunst, in de 20ste en 21ste eeuw is dat meestal omgekeerd. Zo ook bij Akycha Tegelaar. Haar beeldtaal is die van de hedendaagse snelle en terloopse fotografie die tegelijk bedoeld en onbedoeld inzicht geeft in het privéleven van de menselijke soort in het hedendaagse westerse bestaan. Het kleine formaat van haar schilderijen houdt de beelden privé en zelfs wat stiekem. Ook het idee van monochroom kleurgebruik in combinatie met haar grove schilderachtige toets maken de beelden tot mythes. Maar mythes waarvan?
Een duidelijke mythe is die van de fysieke onbeperktheid van de mens. Het menselijk lichaam en zijn afmetingen en fysiek zorgen dat de mens buiten het bereik van zijn lichaam zonder hulpmiddelen niet heel ver komt. De mens benadrukt dat ook nog eens door enerzijds allerlei limieten aan te geven rond zijn bestaan en anderzijds allerlei hulpmiddelen en machinerie aanwendt om die limieten te verleggen. Kernachtig geeft Gitte Hendrikx in een onderdeel van haar grote meervoudige installatie dat fysieke leven binnen limieten weer met een horizontaal ronddraaiende hoepel, op zijn plaats gehouden door ronddraaiende wieltjes. De ronddraaiende wieltjes en de elektrische aandrijving maken de beweging van de hoepel mogelijk maar beperken haar tegelijkertijd. Deze thematiek breidt Hendrikx verder uit in de rest van de installatie, aangevuld met een video. Ze laat zien hoe geestelijke limieten tot uiting komen in materiële mechanismen.
Dat zelfde geldt op een andere manier ook in het werk van Aime Yoshikawa. Maar daar daagt het mechanisme de bezoeker daadwerkelijk uit. In een mechanisme dat moeilijk anders omschreven kan worden dan als een dansende geluidsmachine kan de bezoeker door verschillende gevoelens tegelijk bekropen, of liever, besprongen worden. Een wild slingerend onderdeel van het mechanisme noopt de voorbijganger uit te kijken en het snel te passeren om niet geraakt te worden. Tegelijkertijd is dat moment niet vast te stellen want het slingert volgens het ritme van het toeval en dat is ongelijk en moeilijk voorspelbaar. Overigens is het geen ramp om geraakt te worden door de slinger en het voegt ook weer wat toe aan het toeval. Het laat ook zien dat toeval een mechanisme kan zijn. Toch is het ook een heel vrolijk mechanisme en tegelijk ook vertederend. Het is alsof het een ritme tracht te vinden, maar niet weet hoe en de verschillende klanken die het daarbij voortbrengt lijken een vorm van communicatie.
Erik Muusse houdt zich ook bezig met mechanismen en de communicatie daarvan. Hij vond een aantal machientjes uit voor dictators waarmee ze de grondwet van hun land kunnen implementeren. Dat macht een mechanisme is, weet iedereen, maar dat die ook levend verbeeld kan worden door kinderlijk fraaie machientjes met onder meer houten tandraderen is een ander verhaal. De machientjes hebben niets bloederigs of afschrikwekkends. Het gaat hier meer om de oude angst van de mens dat de machine de mens gaat beheersen in plaats van andersom. En Muusse heeft het geheel zelfs angstvrij gemaakt, juist door de eenvoudige, speelse uitstraling in de machientjes. De machientjes zijn voorzien van enige artikelen uit een gefingeerde, maar, naar te vrezen is, toch vrij realistische grondwet.
Olya Oleinic probeert in haar werk juist de dictatuur van de beeldcultuur om ons heen aan banden te leggen. Ze neutraliseert afbeeldingen van voorwerpen door ze gelijk te schakelen. Ze gebruikt daarbij de adverterende kleuren waarmee ze aangeprezen, aangeraden en opgedrongen worden. Maar vreemd genoeg verliezen ze hun opdringerigheid, omdat ze allemaal op waardevrije kaarten, lijkend op speelkaarten van de zelfde grootte, geïsoleerd in hun eigen nietszeggende esthetiek worden verbeeld.
Leroy Sankes houdt zich ook met de macht van de beeldcultuur bezig, maar probeert haar eerder te ontmaskeren dan te neutraliseren. De consumentistische beeldcultuur belooft ons minstens het godendom wanneer we haar producten kopen en toepassen. Waar in lang vervlogen tijden goden in al hun volmaaktheid in tempels getoond werden als een onbereikbaar ideaal, wordt nu de sterfelijke mens vergoddelijkt en lijkt die vergoddelijking binnen het bereik van iedere burger met geld. De onmogelijke maar vrij dwingende opdracht tot het perfectioneren van het uiterlijk – want vergoddelijking is ook gedemocratiseerd tot een kwestie van uiterlijkheden – leidt in de foto’s van Sankes tot carnavaleske buitensporigheid, die als foto’s niettemin een feest voor het oog zijn.
Buitensporig is ook de fotoserie van Henri Verhoef te noemen. De serie lijkt gebaseerd op het jongetje met de traan dat zo vele huiskamers siert omdat het de onverzadigbare behoefte aan nostalgie naar jeugd en naar dat wat verloren is weergeeft. Verschillende archetypes van mannelijkheid worden geportretteerd in al hun individuele stoerheid terwijl hen de tranen over de wangen vloeien en hun handen warmte en mededogen zoeken bij een hond; de hond, die zelf in al zijn gedrochtelijkheid al een maskerade van onvoorwaardelijke liefde en trouw inhoudt. Het gaat hier niet zozeer om de zachte kant van de vertoonde ruwe bolsters, als wel om de inherente zwakheid die eigenlijk hoort bij het machismo, het breekbare van de uiterlijkheid.
Misschien is er maar één antwoord op de dictatuur van al die uiterlijkheden: ver weg dromen in een plaats waar de zon schijnt, waar groene oases lonken, waar de mens zijn eigen bron kan zijn om zijn dorst te lessen, waar machtige vogels een oneindig blauw hemelruim doorklieven, waar spanningen slechts door de kunstmatigheden worden opgeroepen. Isabel Cavenecia levert je dat en levert het je bovendien in je luie stoel, met geluid en gekoeld en gebotteld water erbij. Toch zitten de beelden vol vreemdheden die je ervan overtuigen dat je beland bent in een schijnwereld die je doet verslaafd raken wanneer je niet oppast. Maar in hoeverre is die dan anders dan de wereld waarin we “echt” leven?
Behoorlijk spectaculair is Adrian Mazzarolo’s film Did you like cutting chicken with scissors?. De film wekt het vermoeden dat het leven, de vermenging van gevoel, menselijke relaties, erotiek en macht niet anders dan op buitensporige wijze verbeeld kan worden en dat die buitensporigheid de feitelijke realiteit is. En zeker leidt dat bij Mazzarolo tot uiterlijk vertoon, getemperd door het zwart-wit van de film. Maar dat uiterlijk vertoon verbergt in feite net zoveel als het laat zien, zoals een pantomime door maskering juist allerlei zaken toont, of zelfs zoals een opera met muziek de uiterlijke leegte opvult. Ook de ambiance waarin Mazzarolo zijn film vertoont, in het auditorium van de Academie, waarbij het publiek van een afstand naar de film kijkt, verhoogt natuurlijk de theatraliteit van het geheel.
Bij Alexandra Martens Serrano word je als bezoeker meer zelf acteur. In één ruimte staan een aantal van haar sculpturen en installaties opgesteld en vormen op die manier een grote installatie als een ruimte van denkbeelden waar je doorheen kan lopen. Op die manier wordt je acteurschap als bezoeker dan ook vooral een spirituele bezigheid en geen actieve. Haar werken lijken heel helder en eenvoudig maar ze wekken met heel weinig middelen in feite heel veel op en ze nemen hier en daar surrealistische vormen aan.
Tot op zekere hoogte gebeurt dat ook in de installatie van Merlot Lucille Bos. Maar daarin word je letterlijk omringd door zaken die iets van je lijken te verlangen, niet dwingend, maar toch. Het lijken onderdelen van, ja, van wat? Misschien van je zelf?
Santeri Taurula toont een installatie die op het eerste gezicht de kijker juist niet uitnodigt om er in rond te waren. Fysiek al niet omdat er slechts een smal pad vlak langs de muur is langs de installatie en om dat er ook werken aan die muur hangen. Maar ook overigens bestaat het werk uit ongerijmdheden die door middel van geometrische vormen gevangen lijken te moeten worden. Het is bovendien opvallend hoe Taurula de gehele installatie grotendeels uit vlakke vormen heeft opgebouwd, hier en daar komen vormen reliëfachtig naar voren en zijn er herkenbare zaken te zien die door de omgeving ook onmiddellijk aan betekenis verliezen. In het midden ligt een vis: als offer, als altaar, als symbool?
Ogenschijnlijk recht door zee lijken de werken van Tessel Vooijs. In een beeldtaal van eenvoudige vormen en structuren, weergegeven met al even eenvoudig gebruikte materialen, wordt een aparte denkwereld opgeroepen. De werken zijn onderling erg verschillend maar stralen alle een prettige anarchie uit en een voortdurende poging de grilligheid van het leven te bevatten, zonder tot het bevatten te komen of te willen komen.
Over werk van Stephan van Zijp is hier al eerder geschreven. Zijn thematiek is de herinnering of de nostalgie, in deze opstelling gecompleteerd door een uitstalling van Van Zijps persoonlijke collectie van uiteenlopende memorabilia. Hij werkt zijn onderwerpen uit in monumentale werken met een bijbehorende brede schilderstijl. Ook in zijn kleinere werken houdt hij die brede schilderstijl en monumentale opzet aan. Hij roept daarmee beelden op die niet zozeer nostalgie opwekken als wel nieuwe beelden zijn die hun eigen nostalgie verkrijgen, ook en juist door de manier van schilderen.
Herinnering speelt ook een belangrijke rol in het werk van Lisette Frimannslund. De herinnering is bij haar de foto. Ze gebruikt door haarzelf gemaakte foto’s van landschappen en plekken en past die schilderend aan. Op die manier wordt de foto, die al een herinnering was, een nieuwe herinnering aan een gebeurtenis die op die plek plaatsvond. Ze doet dat met een bedrieglijke preciesheid, op een manier die enerzijds duidelijk maakt dat er iets veranderd is of bedekt wordt, maar die anderzijds dwingend de alternatieve realiteit wil laten zien.
Voor zo ver je bij Mariska Baars van herinnering in haar werk kunt spreken, gaat het vooral om de herinnering aan de schilderkunst. Het gaat om details, details van een lichaam, daar waar het lichaam het meest vormloos is, details van draperieën, een detail van het Lam Gods. Ze zijn geschilderd op een zachte manier die eigenlijk meer een transparante sluier legt over het geschilderde onderwerp dan dat zij verheldert. Helderder is zij in een serie met details van Italiaanse schilderkunst in frescoachtige tinten. De versluiering en dromerigheid worden hier echter doorbroken door zwarte vlekken.
Eerder werd hier bij gelegenheid van een eindexamenexpositie in Den Haag gesproken van “bergen en toppen”. Onderhand kun je spreken van een hoogland. Dat heeft als nadeel dat echte uitschieters minder snel opvallen, omdat er zoveel uitschieters zijn. Maar als dat het ergste probleem van de KABK is, dan is het een luxeprobleem.
(Klik op de plaatjes voor een vergroting)
Bertus Pieters
Zie ook: http://trendbeheer.com/2014/07/16/eindexamenexpositie-2014-kabk/
http://www.lost-painters.nl/eindexamen-expositie-kabk-den-haag-4/
http://chmkoome.wordpress.com/2014/07/15/eindexamen-kabk-2014/
http://www.stroom.nl/activiteiten/prijs.php?pri_id=1604776
http://jegensentevens.nl/2014/07/graduation-festival-de-machine-dag-1/
http://jegensentevens.nl/2014/07/graduation-festival-landschap-dag-2/
http://jegensentevens.nl/2014/07/graduation-festival-kleuren-buiten-de-lijnen-dag-3/
http://villanextdoor.wordpress.com/2014/07/17/graduation-festival-royal-academy-of-art-kabk-the-hague/
http://trendbeheer.com/2014/07/14/jef-stapel/
http://www.mistermotley.nl/art-everyday-life/graduation-festval-kabk
http://jegensentevens.nl/2014/07/pictured-xl-128/
http://metropolism.com/features/kabk/
http://www.kunstbeeld.nl/nl/nieuws/22309/lichting-2014-kabk.html
Trackbacks & Pingbacks