Nu eenmaal zo. Over de sluiting van Gemak/Vrije Academie.
De sluiting van Gemak, het laatste onderdeel van de Vrije Academie, stemt niet alleen droef maar ook bitter.
Met een grote eendaagse tentoonstelling en veel activiteiten op 4 december sloot Gemak ten gevolge van rigoureuze bezuinigingen. Tot de activiteiten behoorde een paneldiscussie met, naast een aantal mensen die werkzaam zijn in of te maken hebben met presentatie-instellingen, ook de wethouder van cultuur als vertegenwoordiger van het stadsbestuur. De discussie ging over de toekomst in het huidig tijdsgewricht van waardevolle instellingen als Gemak. Het waren juist de andere sprekers die tot een dialoog kwamen en met enige geestdrift over de zaak spraken. De wethouder, hoe zeer hij ook belangstellend en sympathiek aanwezig was, beperkte zich helaas tot platitudes. Dat het zo goed gaat met de kunsten in Den Haag enzovoort.
Daar stak de sluiting van Gemak een beetje bij af als een vervelend maar onafwendbaar natuurverschijnsel dat er nu eenmaal was. Ook vertelde de wethouder dat Gemak nu eenmaal niet op subsidies kan voortbestaan, zonder dat verder te onderbouwen. Een vlammend betoog over hoe het dan wel zou kunnen en hoe de lacune opgevuld kan worden, kwam niet over zijn lippen. Nu is dat wellicht niet de stijl van de wethouder, maar het kwam wel erg overeen met de weinig bevlogen reactie van de gemeente in de pers op de aankondiging van de sluiting van Gemak. Een reactie die blijkbaar ontkent dat er van alles is geprobeerd en bedacht om Gemak goed te laten functioneren, ondanks vrijwel onoverkomelijke bezuinigingen in zijn budget. De wethouder liet bovendien doorschemeren dat het de bedoeling is dat het pand wel behouden blijft voor “cultuur”. Toch vreemd, want cultuur, daar was Gemak nu juist mee bezig. Dat ook in het geval van een culturele wisseling van de wacht het gebouw onderhouden moet worden, verwarmd moet worden, voorzien moet zijn van water, elektriciteit en veiligheidsvoorzieningen en dat de huur betaald moet worden, lijkt bij dat idee bovendien geen rol te spelen. Het zal ongetwijfeld met het “verdienmodel” te maken hebben.
Het is juist de houding van het stadsbestuur dat de sluiting van Gemak een zaak is die nu-eenmaal-zo is, die haaks staat op wat een presentatie-instelling als Gemak en iedere goede presentatie-instelling pretendeert te zijn: iets wat níét nu-eenmaal-zo is, want kunst biedt bij uitstek de mogelijkheid dingen niet nu-eenmaal-zo te laten zijn. Gemak heeft de laatste jaren ondanks de rigoureuze bezuinigingen getracht die rol met verve te vervullen en is daarin ruim geslaagd. Zaken, of ze nu geografisch ver weg waren of niet, werden dichterbij gehaald en toonbaar gemaakt voor ieder die het zien wilde in een sfeer van rust en toewijding. Jonge kunstenaars en studenten kregen de gelegenheid om hun werken te tonen. Dat ging nooit op een vrijblijvende of waardevrije manier. Gemak deed er alles aan om de bezoeker te bereiken, aan het denken te zetten, soms te laten deelnemen, zich bewust te laten worden van het heden, van de stad en van de wereld daaromheen. Gemak werd niet geremd door beperkingen van inhoud, concept of esthetiek. Inhoud, concept en esthetiek werden vaak juist zelf ter discussie gesteld.
De ruimte van Gemak, groot, goed belichtbaar, veelzijdig en in het centrum van de stad, was daarvoor ideaal. Het was (en is) mogelijk om er een welhaast museale presentatie te houden van beelden en ideeën van de meest uiteenlopende kunstenaars, uit Nederland en uit andere windstreken. Gemak hield daarmee contact met de buurt, de stad en de wereld. Met de grote tentoonstellingsruimte kon Gemak weliswaar museaal uitpakken, maar was het niet gebonden aan de discipline van een museum, noch was het gebonden aan een concept van herkenbaarheid als bij een commerciële galerie of een kunstenaarsinitiatief. Daarmee waren de tentoonstellingen een soort spil in het tentoonstellingsleven in Den Haag.
Een en ander werd ook duidelijk op de eendaagse afsluitende tentoonstelling waar werk van tientallen kunstenaars was samengebracht variërend van schilderkunst tot films en performances. Het toonde in een wat melancholieke context niet alleen de rijkdom van wat er in Den Haag te zien is, maar vooral ook de zeggingskracht van die meer dan veertig werken bij elkaar. De tentoonstelling was een uitstekende proeve van goed curatorschap. Ze liet zien wat een tentoonstelling vermag, zelfs op de dag van sluiting.
Helaas zijn gemeentebeambten daar immuun voor gebleken. De doelbewuste, politieke desinteresse voor Gemak is in feite niet minder dan stuitend. Natuurlijk, de kunstenaars zullen er niet minder om gaan maken, maar het doeltreffend tentoonstellen in het centrum van de stad op een manier die laat zien dat er een andere manier van denken is dan nu-eenmaal-zo, is nu stukken moeilijker geworden. Blijkbaar conformeert het stadsbestuur zich liever aan de zaken die wél nu-eenmaal-zo zijn of die het nu-eenmaal-zo laat zijn. Het conformeert zich daarmee liever aan een samenleving als een fait accompli, een stad zonder een ideaal dat daadwerkelijk met levensgeluk en levensvervulling te maken heeft. Het ideaal van het stadsbestuur is er blijkbaar een zonder ideaal. En als er dan iets verandert, dan is dat omdat het nu-eenmaal-zo is. Om plaats te maken voor geld verdienen en uitgeven en niets anders. Niets anders kan ons blijkbaar nog gelukkig maken.
Enige impressies van de tentoonstelling zijn te zien op Villa Next Door; klik hier.
Bertus Pieters
Zie ook: http://jegensentevens.nl/2015/12/pictured-182/
https://chmkoome.wordpress.com/2015/12/04/haags-hoogtij-7/
http://www.platformbk.nl/2015/12/maatschappelijk-belang/
Trackbacks & Pingbacks