Spring naar inhoud

De schoonheid en de afstand. Femmy Otten, We Once Were One; Stedelijk Museum, Schiedam

10 maart 2023

Eindelijk is er dan een grote overzichtstentoonstelling van het werk van Femmy Otten (1981) in Nederland, en wel in het Stedelijk Museum in Schiedam, met de licht melancholieke titel We Once Were One. Haar werk, vaak gemaakt met zoveel verfijning en zo verleidelijk in zijn schoonheid, roept vragen op over wat die schoonheid dan is en wat die teweegbrengt in haar werk

De kunst zou draaien om de schoonheid. Maar wat is dat dan, de schoonheid? De esthetica, de schoonheidsleer, houdt zich daar al millennia mee bezig. Door de eeuwen heen werden er regels voor opgesteld, die door anderen dan weer net zo hard werden verworpen. Schoonheid lijkt vooral te bestaan in een soort hemelse harmonie waarin lijnen, vormen en kleuren zó adembenemend samenvallen dat zij een soort mentale muziek opwekken die oneindig zoetelijk door de geest kweelt. Echter, de oneindige perfectie van een dergelijke harmonie leidt uiteindelijk tot een nietszeggende saaiheid en de nastrevers ervan lijken lege monomanen die de wereld noch zichzelf iets te bieden hebben. Misschien is een dergelijke staat van lege verlichting het uiterste dat je als mens kunt bereiken: een opperste harmonische leegte, zo verheven dat ze zelfs de liefde en het geluk ver achter zich laat. Maar het geluk, is dat nu niet juist waar de schoonheid mede voor is? En is ze er ook niet om liefde op te wekken? Het is natuurlijk goed en wel om het nu eens niet te hebben over liefde en geluk, altijd maar weer die twee grote fata morgana’s van het leven, maar zit de schoonheid dan misschien ook juist in de misleidende fata morgana? Misschien is de schoonheid dan niet het culminatiepunt van ultieme liefde en geluk, maar juist het verlangen ernaar en de wetenschap dat het in de aardsheid van het bestaan niet in zijn perfectie bereikt kan worden. In het streven van de kunst is slechts een heel ei beter dan een lege dop, maar in de aardsheid van het bestaan, en dus in de schoonheid, kan het streven niet anders liggen dan ergens tussen een half en een heel ei. Dat kan niet anders omdat bij de perfecte heelheid van het ei de schoonheid zal oplossen. De schoonheid moet zich immers kunnen onderscheiden. Die wetenschap geeft een zekere melancholie aan de schoonheid, de beleving ervan en het verlangen ernaar. De fata morgana en haar bijbehorende melancholieke verlangen worden zelf de schoonheid. De fata morgana, het verlangen, dat impliceert een afstand, een welhaast onoverbrugbare afstand. Ergens tussen de fata morgana, of dat waarnaar verlangd wordt, en het ik bevindt zich een ruimte die onbevattelijk is; een parallelle ruimte, tegelijk met de reële ruimte waarin je met beide benen op de grond staat. Die parallelle ruimte is rekbaar, verkleint zich, verwijdt zich, zoals tussen de kijker en de fata morgana. Haar betekenis ontstaat in de hersens van degene die naar haar kijkt, met alle verlangens, alle ervaring, associaties, pijn en vreugde die daar al rondwaren.

Iets van die parallelle ruimte lijkt te zitten in de werken van Femmy Otten. Haar werk is tot heel dichtbij benaderbaar, nodigt daar zelfs toe uit, je zou het willen aanraken, en toch blijft er een afstand; alsof het in een kort moment zomaar zou kunnen veranderen. Het zal eraan liggen dat veel van haar werken materieel of ideëel een zekere onafheid uitstralen. Soms zijn er heel letterlijk open eindes, soms zijn er indicaties in het werk, die, als het ware, meer beloven. Wat ze dan beloven zou je zelf kunnen invullen, maar daar komt dan weer de afstand tussen. Otten verwerkt het persoonlijke in haar werk – er zijn meer kunstenaars die dat doen, en bovendien: wat is er persoonlijker dan een kunstwerk? – er zijn zelfportretten, er zijn haar kinderen, haar zussen, en toch blijft er een afstand. Iedere keer wanneer ze je dichterbij uitnodigt, weert ze je tegelijk af. Het gaat over haar, en tegelijk gaat het niet over haar. In een zelfportret uit 2018 stromen er haren uit haar ogen, zoals tranen stromen. Je zou dat kunnen koppelen aan een persoonlijke gebeurtenis, maar daar geeft het werk verder geen uitsluitsel over. Het zelf, het intieme, en de technisch fraaie uitwerking van het geheel lokt de kijker, maar als die eenmaal gelokt is, stokt de toenadering. Het is “tot hier en niet verder”, zodat voor de kijker de intieme gebeurtenis het kunstwerk zelf is, en het kijken ernaar. Het werk trekt de kijker aan, stelt dan een grens, zodat het weer op afstand komt, en dringt dan door tot de intimiteit van de kijker zelf, zodat het weer dichterbij komt.

Aan een tranenstroom komt een eind, aan haargroei niet. Het tijdelijk verdriet van tranen wordt op die manier een stuk minder tijdelijk. De sentimentele kijker wil hier misschien een levensverhaal bij horen, zoals altijd maar weer dat afgesneden oor bij Vincent van Gogh, of altijd maar weer die pijnlijke lotgevallen bij Frida Khalo. Daarmee worden kunstwerken echter eerder relikwieën van heiligenlevens dan voorwerpen van esthetiek. Nu ja, beide kan natuurlijk, maar daar lijkt het bij het werk van Otten toch niet om te gaan. Ze heeft haar leven niet versleuteld in haar werk, hoe persoonlijk het ook is. Zeker, ze maakt gebruik van symboliek: die haren, tongen, neuzen, piemels, vagina’s, oren, bloemen, kleding, aangevuld met verwijzingen en stileringen naar de kunstgeschiedenis. Die symboliek is persoonlijk, maar ook algemeen verstaanbaar. Al die zaken completeren elkaar en zeker in een grote tentoonstelling als deze vullen de werken elkaar daardoor aan. Er ontstaat op die manier een universum, een Femmy Otten-universum. In dat universum valt veel schoons te genieten, en inderdaad, daar is de harmonie, maar die wordt ook vaak onderbroken, of ze hecht zich aan een betekenis die de harmonie verdraait.

Ottens stijl van tekenen en schilderen is breekbaar, maar tegelijk zelfverzekerd en doet denken aan de teken- en schilderstijl in de Zuidelijke Nederlanden in de vijftiende eeuw of die van de Italiaanse veertiende en vijftiende eeuw. Ze is daar echter niet dogmatisch in. Zo duiken in een precieus gemaakt, frontaal portret uit 2022 twee ruw getekende tongen op, die brutaal uit de ogen, over de wangen hangen, waaronder dan sierlijk weer haren naar beneden stromen. Voelt de smaak het zout van de tranen, is er een verlangen iets te smaken, of is het ruw gekraste, denkbeeldige graffiti op de wangen, slechts gevoeld door de geportretteerde, of beter, door de kijker?

Het is slechts één van de vele manieren waarop Otten de harmonie doorbreekt en de schoonheid niet perfectioneert. Op het eerste gezicht het meest radicaal doet zij dat in de werken die in de eerste zaal van de expositie te zien zijn, waar ook het frontale portret hangt.

Naast de wassen sculptuur Rainbow Woman II uit 2021, hier vervat in een voor Otten bijna agressieve, metalen stellage, staat in de eerste zaal ook de houten sculptuur We Once Were One uit 2022. Het hoe en waarom van dat werk staat beschreven in de begeleidende tekst van de tentoonstelling. Het beeld staat er bij als een plechtige totempaal of een kariatide. Het belichaamt zowel een vrouw als het hout zelf. Als een lichaam is het breed aan de voor- en achterkant, en smal en frêle aan de zijkanten. Het vrouwenhoofd dat het werk bekroont, kijkt plechtig voor zich uit. Achter haar linkeroor vallen haarstrengen en er zit ook haar op haar wangen, hoewel dat door iemand uit een andere cultuur ook voor huidversiering aangezien kan worden. De knot op haar kruin blijkt een piemel te zijn. Haar lichaam wordt aan de zijkanten bedekt door schors en aan de achterzijde lijkt zij losgehakt of gescheurd te zijn uit het ruwe hout. De voorzijde is vrij plat, er zijn vrijwel geen welvingen van het lichaam te zien. Op borsthoogte stromen nog wat haarlokken en in het midden is een grote vulva, gevormd als de plooien van een kledingstuk. Het is niet zozeer dat de vrouw zich bloot geeft, als wel dat de idee zich openbaart.

Je kunt het beeld – en andere werken – daarmee niet alleen zien als een commentaar op de preutsheid van het huidig tijdsgewricht, maar ook op de preutsheid van de huidige ideeënwereld. Zoals de lichamelijke preutsheid vergezeld gaat met een ultraconservatieve, ja, soms dictatoriale en schreeuwlelijkende retoriek over hoe de samenleving in elkaar zit, en verdringingsdwang, verborgenheid, verzwijgen, schaamte en hypocrisie de morele standaarden daarvan zijn, zo lijken vrijzinnige ideeën over geluk, leven en liefde ook steeds meer gekneveld of zelfs verdacht gemaakt te worden. Hoezeer de vrouw in het beeld ook aanwezig is, het hout is net zo aanwezig. Het materiaal is zorgvuldig en esthetisch bewerkt, maar is ook ruw en bevat zelfs schors. De betekenissen van de naaktheid van het materiaal en van de idee vloeien naadloos in elkaar, zonder dat het beeld overvloeit van constante schoonheid. Die laatste wordt onderbroken door de ruwheid van het materiaal. In de buurt liggen zelfs nog de houtschilfers op een hoop, afkomstig van de bewerking van het beeld. Zoals al duidelijk was: de schoonheid heeft weerwerk nodig om betekenis te hebben, zowel ideëel als materieel.

Dat staat op het eerste gezicht vooral in contrast met een aantal houten beelden in de bovenzaal van de expositie (de werken worden getoond in vier zalen en zaaltjes; in ieder daarvan ligt het accent op een bepaald aspect van Ottens werk). Zo lijkt One Tear at a Time uit 2020 helder van lijn, contour en welvingen, een toonbeeld van afgewogen schoonheid. Ze is echter geen klassieke schoonheid, want ze is zwanger en de preutsheid gebiedt dat dat steeds bedekt moet zijn, en er groeit een gedrocht uit haar voet. Dat gedrocht verstoort de overigens vloeiende lijnen van de sculptuur, de finesse waarmee Otten de kijker nader tot het beeld lokt. Het gedrocht aan de voet van de vrouw doorbreekt de idee van klassieke schoonheid in feite oneindig veel meer dan de zwangerschap van de vrouw. De schoonheid van een zwangere vrouw is voor Otten duidelijk niet genoeg. Dat zou neerkomen op het vervangen van de ene klassieke schoonheid voor een andere, waardoor het hele ei weer gelijk wordt aan de lege dop, en de zwangere vrouw het zoveelste esthetische cliché zou worden. Het is onduidelijk wat de vorm op haar voet precies inhoudt; hij lijkt in wording. De contour wil geen scherpe, harmonieuze vorm aannemen, het oppervlak is niet glad afgewerkt, het is vele malen ruwer dan het afgeknotte kapsel van de vrouw. Ondanks de verfijnde afwerking van de vrouw is het beeld in zijn geheel in wording. Echt ontspannen ligt ze er ook niet bij, haar verzwaarde lichaam torsend op haar linkerelleboog, terwijl ze op haar rechtervoet de ongedefinieerde vorm moet balanceren.

Het is weer duidelijk: Otten trekt je naar het beeld, door de finesse van zijn afwerking, de schoonheid en door de vreemde vorm op de voet, je verwondert je, vraagt je misschien af waarom. Daar is dan weer het punt dat Otten je afweert en je het zelf maar uit moet zoeken. De vragen die je verwondering oproepen, kun je alleen jezelf stellen. De balancerende houding van de vrouw wordt je eigen balancerende houding. De harmonische schoonheid van het beeld en de verstoring ervan nodigen uit tot inleving en het eigen maken van het beeld, van zijn houding, van de moeilijke balans, van de pijn en de humor ervan. Otten vergroot de afstand tot zichzelf, maar brengt het beeld dichter bij de kijker.

Het is een mechanisme dat steeds weer optreedt bij Ottens werken, waar je ook kijkt. Zo is er Wishful Eye, eveneens uit 2020, een wandbeeld van hout en haren. Een hand wordt geheven tussen twee fallussen waaronder een grote bos haar naar beneden hangt. De hand is zo sprekend en sensueel, en zo in overeenstemming met de nerven van het hout, vooral in de welving onder de duim, dat ze de kijker onmiddellijk aantrekt. De hand trekt aan als het onbegrijpelijk sublieme: hoe kan dit gemaakt zijn, zo bijna levensecht en tegelijk zo duidelijk een stuk gegroeid hout met jaarringen? Het geheel is een wonderlijk amalgaam van levenskracht en raadselachtige melancholie. De warmte van het hout wordt de warmte van de huid en vice versa.

Uiteindelijk is de schoonheid in de werken van Otten niet alleen maar de aantrekkingskracht van het raffinement, van de harmonie van lijnen, kleuren en materialen, het is ook de zoektocht naar schoonheid. Die zoektocht naar schoonheid beperkt zich niet tot een zoektocht naar de harmonie, maar ook naar hoe je met verstoring van de harmonie tot een meer ideële schoonheid kunt komen. Op zich is dat niet nieuw. Al in het Vroegmoderne Tijdperk ging men ervan uit dat uitzonderingen en bijzondere afwijkingen juist de perfectie en volheid van de schepping bevestigden. Dat leidde tot een idee van een perfect geschapen wereld waarin donker en licht, uitzonderlijk en gewoon, hard en zacht, oorlog en vrede elkaar in balans hielden en waar voor alles een reden was, al was die reden een mysterie. Die idee hield stand tot ver in de achttiende eeuw.

Bij Otten kun je ook spreken van een wereld waarin tegenstellingen elkaar aanvullen. Grote verschillen zijn wel dat in de Vroegmoderne periode de West-Europese wereld en de mannen die daar de dienst uitmaakten de norm waren, en dat de wereld daaromheen bestond uit interessante afwijkingen van die norm. Otten ziet af van een norm of draait hem om, nog liever creëert ze haar eigen norm. Zo kunnen afzonderlijke delen van het menselijk lichaam bij haar een volslagen zelfstandige rol spelen, of het nu gaat om een concrete voet, of om iets ragfijns en vormloos als haar. De idee van de Harmonie der Wereld krijgt bij haar dan ook ideëel een heel ander karakter. Die harmonie zelf zal nooit bereikt worden, dus de schoonheid daarvan blijft een fata morgana, dat is uit de geschiedenis wel duidelijk geworden. Bij Otten moet de harmonie steeds bevochten worden en tegelijk moet ook erkend worden dat die harmonie niet noodzakelijkerwijs bereikt moet worden. Soms is het mooi zoals het is. Het onvolledige, het in wording zijn, wordt bij Otten juist aanvaard en omarmd als een gegeven dat zowel tot harmonie als disharmonie kan leiden. De schoonheid van haar materiaalgebruik en stijl is daarmee tegelijk een verleidingsmiddel en een middel om de disharmonie uit te laten komen waarmee ze de kijker confronteert. Die kan zich erover verwonderen, zich laten meenemen door die verwondering en zo een eigen balans vinden in het werk. Daarin kan dan uiteindelijk ook de schoonheid liggen. Zo staan er aan de ene kant de schoonheid van Ottens manier van werken en aan de andere kant de ideële schoonheid die de kijker daaruit destilleert. Daartussenin ligt ook het moment van schoonheid, dat gerekt wil worden, dat herbeleefd wil worden, waarnaar verlangd wordt, de fata morgana die niet mag verdwijnen maar inmiddels verdwenen is. Ook dat moment van verlangen, het ermee samenvallen, is de schoonheid bij Femmy Otten.

Dat werkt welhaast bedwelmend in deze tentoonstelling met meer dan veertig werken. Het Schiedamse Stedelijk is niet de gemakkelijkste plek om een sprekende tentoonstelling te maken, maar deze presentatie van Otten doet die problemen compleet vergeten. De ruimtes lijken gemaakt voor haar werk, wat ook ligt aan de heel doeltreffende thematische verdeling in de zalen.

Nu je toch tot hier gekomen bent: blijf op de hoogte en neem een abonnement (zie rechtsboven op deze pagina)

(Klik op de plaatjes voor een vergroting)

(Alle links openen in een nieuw tabblad)

Bertus Pieters

Zie voor meer plaatjes: https://villanextdoor3.wordpress.com/2023/03/11/femmy-otten-we-once-were-one-stedelijk-museum-schiedam/

Zie ook: https://www.dewitteraaf.be/artikel/femmy-otten-we-once-were-one/

VILLA LA REPUBBLICA IS NIET VERANTWOORDELIJK VOOR EVENTUELE ADVERTENTIES OP DEZE PAGINA!!

Advertentie
2 reacties
  1. Philip Peters permalink

    Bertus, mijn complimenten voor een fantastische tekst over Femmy’s zo bijzondere werk!

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: