Spring naar inhoud

Over het vanzelfsprekende. Nies Vooijs bij Heden, Den Haag.

19 oktober 2015

H 01 Nies Vooijs

Alle mensen die zeggen dat ze een hekel hebben aan beeldende kunst, leven blijkbaar liever als een amoebe. Alle mensen met ogen, hersens en wat levenservaring hebben in principe de meest basale werktuigen van een beeldend kunstenaar in zich. Iedereen zou een beeldend kunstenaar kunnen zijn. De meeste mensen zullen zich daarvan niet bewust zijn. De wereld eist nu eenmaal dat de burger “belangrijker” dingen aan het hoofd heeft. Maar het mechanisme zit in iedereen: kijken, associëren, conclusies trekken en – als het meezit – verder denken en je afvragen wat nu eigenlijk de betekenis is van wat je ziet. Het associëren en het trekken van conclusies gaat vaak naadloos in elkaar over, gebeurt zelfs soms tegelijk.

H 02 Nies Vooijs

Toch, als je het conclusies trekken zou kunnen omschrijven als “zien”, gaat daar nog iets aan vooraf: het kijken vóór het “zien”, beelden op je laten inwerken nog voordat je ook maar enige conclusie getrokken hebt uit wat je ziet. Dat gaat meestal maar om een kort moment, een moment waarin nog niets besloten is, waarin associaties nog alle kanten op kunnen, waarin de hersens de betekenissen nog even ontwijken in soms maar een fractie van een seconde. Het kan gaan om een beeld op straat, in huis, een schaduw, een patroon, een lichtvlek, noem maar op. Dat klinkt als een surrealistische parafrase en inderdaad heeft het surrealisme op allerlei manieren getracht dit moment bloot te leggen. Sindsdien is het kijken vóór het “zien”, bewust of onbewust, gewild of ongewild, onderdeel geworden van het instrumentarium van de beeldende kunstenaar.

H 03 Nies Vooijs

Als je kijkt naar het kleine schilderij Oranjeplein uit 1989 van Nies Vooijs (1952) – momenteel in een kleine tentoonstelling te zien in Heden aan de Haagse Denneweg – ziet een brandende lantarenpaal in de nacht. Het is aanlokkelijk daar onmiddellijk iets associatiefs in te zien, het macabere van de nacht met daarin het schrille licht van een lantarenpaal, en daaruit conclusies te trekken, maar dan ben je al te ver. De lantarenpaal was door Vooijs al een keer gezien – in het echt, op een foto, in een film, op televisie, in haar herinnering, dat maakt verder niet veel uit – en ze brengt het moment vóór het “zien” terug naar de kijker. De betekenis van de schijnende lantaren in het duister laat zij over aan de beschouwer. In feite maakt zij duidelijk dat die betekenis er wat haar betreft verder niet toe doet. Het gaat in de eerste plaats om het beeld, voordat er conclusies uit getrokken kunnen worden. Het beeld moet in de eerste plaats geaccepteerd worden voor wat het is, zonder bijbetekenissen.

H 04 Nies Vooijs

Daar zit een belangrijke component bij: verf, in het bijzonder olieverf. Het schilderen met olieverf duurt veel langer dan het eerder genoemde moment tussen het kijken en het “zien”. Het vereist dus veel meer concentratie het beeld zo authentiek mogelijk te maken dan alleen kijken. Sterker, er moesten door Vooijs tijdens het schilderen steeds nieuwe beslissingen genomen worden om een beeld te maken dat voor zichzelf kan spreken zonder de kijker te dwingen tot allerhande conclusies over de inhoud. Het ligt voor de hand dat abstractie daarbij een rol speelt. Wanneer de betekenis van een onderwerp afneemt, neemt de hoedanigheid ervan toe en die bestaat uit abstracte waarden, uit vorm, kleur, toon, structuur van de verf. Het is dan ook niet vreemd dat veel werken van Vooijs zich voordoen als abstracte composities, en als zodanig zijn ze ook heel veelzijdig.

H 05 Nies Vooijs

Zo is er op de huidige tentoonstelling bijvoorbeeld een werk te zien uit 2011 dat een afwisseling toont van zwart en grijs, gedeeltelijk laag over laag geschilderd. Het beeld kan aan van alles refereren, maar niet aan een onmiskenbaar herkenbare vorm. Toch overtuigt het individuele beeld als het ware in één oogopslag. Het heeft een vanzelfsprekendheid die een eventuele betekenis voorbijstreeft.

H 06 Nies Vooijs

Heel anders is de abstractie in een geblokt werk uit 2010. Het herinnert aan geometrische abstractie, maar het mist het onpersoonlijke en strakke daarvan. De olieverf dwingt de schilder als het ware tot andere mogelijkheden dan het onpersoonlijke en strakke. Vooijs creëert daarmee weer een beeld dat door het schilderen een vanzelfsprekendheid krijgt, als een beeld dat je eerder gezien zou kunnen hebben, ergens tijdens een ongemerkt moment of zijdelings vanuit een ooghoek. Misschien is het ook een combinatie van vergeten beelden. Daarmee blijft ook een verband met figuratie bestaan, of liever, figuratie en abstractie heffen elkaar op. Wat overblijft is een beeld dat regelmaat uitstraalt, maar dat die regelmatigheid ook teniet doet. De kleuren en het licht en donker verspringen binnen het beeld. Maar geen enkel licht is echt fel licht en geen enkele kleur lijkt definitief. Onderliggende kleuren en mengkleuren blijven zichtbaar. Het beeld ontwijkt het definitieve, het is een beeld vóór het “zien” en wederom een beeld dat zich in één blik voordoet als vanzelfsprekend, maar zelf veel langduriger “gezien” is om het te kunnen voltooien. Ook de zichtbare onderliggende kleuren en verfstructuren getuigen van de geschiedenis van het schilderij.

H 07 Nies Vooijs

Het is die combinatie van het korte ogenblik dat de vanzelfsprekendheid teweeg brengt en de lengte van de geschiedenis van het schilderij zelf, bijeengehouden door een superieure intuïtie van de maakster zelf, die eigenlijk al het werk van Vooijs kenmerkt op deze tentoonstelling, of het nu uit de jaren tachtig komt, of van heel recente datum is. Het is dan ook mooi om juist deze over het algemeen kleinere werken bij elkaar te zien op deze tentoonstelling die Nies Vooijs eert voor de Heden Oeuvreprijs (een prijs die eerder werd uitgereikt aan bekende Haagse kunstenaars als Christie van der Haak, Pim Piët en Jean van Wijk) die zij, vanzelfsprekend als haar werk, eind vorig jaar kreeg. Juist de laatste jaren heeft zij kleiner werk gemaakt, kleinere schilderijen die zich ook daadwerkelijk in een oogopslag kunnen tonen aan de kijker.

H 08 Nies Vooijs
H 09 Nies Vooijs

In de kelder van de galerie is een installatie te zien van Vooijs’ Grote Kasboek vol met knipsels, soms artikelen over kunst of andere zaken, soms alleen plaatjes.

H 10 Nies Vooijs

Die wereld heeft zich uitgebreid over de wanden van de kelder met opgeprikte plaatjes, artikelen, dingetjes, frutseltjes, allerlei zaken die haar oog gepasseerd hebben, haar bezig gehouden hebben en haar geheugen en intuïtie gestimuleerd hebben. Je krijgt er als het ware een kijkje in de keuken van Vooijs’ werk en alles lijkt samen te hangen met de grootste vanzelfsprekendheid – wederom –. Alleen een amoeboïde type kan onaangedaan aan die vanzelfsprekendheid voorbijgaan.

H 11 Nies Vooijs
(Klik op de plaatjes voor een vergroting)

Bertus Pieters

Zie ook: http://www.heden.nl/nieuws/heden/nies-vooijs-wint-de-heden-oeuvreprijs

https://chmkoome.wordpress.com/2015/10/09/but-who-the-fuck-is-nies-vooijs/

https://villanextdoor.wordpress.com/2015/10/19/nies-vooijs-at-heden-art-centre-the-hague/

http://www.michielmorel.nl/het-zoals-het-het-onbekommerde-schilderen-van-nies-vooijs/

http://trendbeheer.com/2015/10/24/but-who-the-fuck-is-nies-vooijs-heden/

http://jegensentevens.nl/2015/11/who-the-fuck-is-nies-vooijs/

3 reacties
  1. Mooi Bertus, vooral de idee: Jeder mensch is ein Künstler, Keiner Amoebe ist ein Künstler. Vroeger hadden we het woord zulthoofden, dat was ook een mooie!

    Like

  2. Inderdaad Bertus, het zo vanzelfsprekend werk. Wellicht is http://www.michielmorel.nl/het-zoals-het-het-onbekommerde-schilderen-van-nies-vooijs/ ook nog te vermelden. Het juryrapport staat er zo’n beetje in opgenomen. En er is natuurlijk een mooie uitgave (eindelijk!) over haar werk verschenen.

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.