Over klei en schroeven. Lennart Lahuis, Le Mal du Pays; Dürst Britt & Mayhew, Den Haag. Liao Zhixin, After Translation; SinArts Gallery, Den Haag
Twee stromingen in de beeldende kunst uit de vorige eeuw hebben een onuitwisbaar stempel gedrukt op de huidige kunst: het surrealisme en de conceptuele kunst. Beide stromingen zijn zowel populair als gehaat door kunstenaars en niet-kunstenaars. Het surrealisme wordt gewaardeerd als tegenreactie op het rationele, en de conceptuele kunst wordt gewaardeerd om de bevrijding van het beeld van het materiële. Beide stromingen werken het beste met een goede dosis absurdisme, waarbij verlangens en ideeën botsen met de realiteit. Sowieso heeft beeldende kunst altijd een wankele verhouding met de realiteit gehad. Ze kan niet zonder, maar creëert tevens een eigen realiteit, een eigen vertaling. Dat heeft de beschouwer met name sinds de twintigste eeuw wantrouwig gemaakt. Surrealisme kon zich nog associëren met traditionele vormen van kunst als schilderen, beeldhouwen enzovoort, maar zeker de conceptuele kunst werd door velen in het publiek uitgelegd als een vorm van vakmanschappelijke luiheid. Het soms povere materiële resultaat zou dan niet in verhouding staan tot de vermeende ideeën, om het hoffelijk uit te drukken. Materiële vakmanschappelijkheid heeft ook niet voorop gestaan bij surrealisme en de conceptuele kunst, anderzijds is de wereld van suggestie en ideeën er ook een van vakmanschappelijkheid, al is die geestelijk. Bij de kunstkritiek hebben surrealisme en conceptuele kunst ervoor gezorgd dat vandaag de dag de termen ‘gelaagdheid’ en ‘ambiguïteit’ gebruikt worden om de kwaliteiten van een kunstwerk te duiden. In de tentoonstellingen Le Mal du Pays van Lennart Lahuis (1986) bij Dürst Britt & Mayhew en After Translation van Liao Zhixin (1990) bij SinArts Gallery zijn de naschokken van het surrealisme en vooral van de conceptuele kunst te voelen. Lahuis gebruikt een schilderij van surrealist René Magritte (1898-1967), Liao maakt visuele omkeringen die in feite het surrealisme gepasseerd hebben en beide zijn zeer talige kunstenaars, voor wie de idee net zo’n grote – of een grotere – component van het werk is als het materiële gedeelte.
Lahuis’ tentoonstelling Le Mal du Pays is een presentatie waarin de sterren van de Europese vlag boven het hoofd van een cartooneske figuur zweven, waarin een controversieel gerestaureerd Spaans kasteel figureert, waarin een gewelddadige scène tegenover asielzoekers in Italië voorkomt en waarin herinnerd wordt aan hoe de Britse eilanden ooit onderdeel waren van de Euraziatische landmassa, toen de Noordzee nog een vlakte was die begraasd werd door mammoeten en wolharige neushoorns.
Liao Zhixin, geboren helemaal aan het andere einde van die grote continentale massa, lijkt in zijn kleine presentatie After Translation van nostalgie op het oog geen last te hebben. Zijn studie bracht hem via New York naar Groningen en momenteel woont hij in Amsterdam.
Niet dat Lahuis dan wel van die nostalgische werken maakt. Hij stelt zich meer op als getuige en laat verleden en heden over elkaar schuiven. Europa, niet als onderdeel van het huidige tijdsgewricht, maar als onderdeel van een gewricht in het algemeen, dat nu weer buigt, dan weer strekt. Lahuis, ondanks de heftigheid van zijn onderwerpen, versnelt het trage van de tijd, waardoor het zichtbaar wordt. Liao, heel anders, komt als een prettige stoorzender tussen alles wat hier Nederland en Europa heet of ervoor wordt aangezien. Lahuis laat de coulissen van Europa over elkaar heen wrijven met behulp van natuurlijke processen. Liao gaat uit van de witgesauste coulissen, zoals ooit bedacht in het Westers modernisme om ieder kunstwerk zijn eigen autonome esthetiek naar believen te laten uitstralen; maar Liao hangt er zijn kunstwerken in die die esthetiek schijnbaar niet hebben. Is het specifiek Chinees om zoiets te doen? Dat Liao hier woont, werkt en exposeert op een moment dat Europa zichzelf in transitie acht, is misschien niet zo bijzonder voor hem. China verkeert de laatste eeuw voortdurend en vrij radicaal in transitie, politiek en sociaal. Die achtergrond zal er mede voor gezorgd hebben dat hij maakt wat hij nu laat zien. Misschien zijn zijn werken juist daarom “after translation”, hoewel bij iedere beschouwing de vertaling weer doorgaat.
Lahuis gaat uit van een esthetiek in de kunst die op zoek is naar zichzelf; een esthetiek van sporen, het ontdekken ervan, het uitwissen ervan. Een van de meest sprekende (of zwijgende zo je wil) voorbeelden in zijn tentoonstelling is Le Mal du Pays, waarnaar de show vernoemd is. Met bijenwas is een afbeelding van het gelijknamige werk van René Magritte bedekt. De titel, letterlijk “De pijn van het land”, is Frans voor wat in het Nederlands als “heimwee” omschreven kan worden. In Magrittes werk ligt een leeuw vreedzaam en majestueus op een stenen brug, terwijl achter hem een zwart gevleugelde en in zwart geklede man over de balustrade van de brug, schuin op de rug gezien, het beeld uit staat te kijken. Magrittes Le Mal du Pays is een uitzonderlijk melancholieke voorstelling van leegte, gemis en besluiteloosheid. Maar dan nu dus met bijenwas erover, zoals Lahuis al meer werken met was bewerkt heeft. In Lahuis’ Le Mal du Pays wordt de bijenwas een waas van vergetelheid, of juist de bedekking van iets dat niet te verdringen of weg te vagen is. Het specifiek Europese aan Magrittes balustrade met lantaarn is moeilijk meer te herkennen, maar wel is de donkere gedaante van de man nog spookachtig te zien en ook het melancholieke rood van de hemel. Lahuis heeft Magritte vertaald, niet naar modernere tijden, maar naar een taal die de melancholie van de pijn van het land opnieuw tracht te bezweren, zonder verf en met toedekking van het verhaal. Het is een vorm van diep trachten door te dringen, vreemd genoeg door sporen juist te wissen, zoals vertaling in feite ook is. Met vertaling wordt de inhoud voor de een onverstaanbaar en voor de ander juist duidelijker. De taal wordt voor de een uitgewist en voor de ander verhelderd. Daarmee gaat echter wel de couleur locale van het oorspronkelijke verloren, en dat is juist het gene dat heimwee en herinnering opwekt. Het verschil van een met bijenwas bewerkte voorstelling van Magritte en het origineel is misschien net zo groot als het verschil tussen Frans en Nederlands. De basisgedachte blijft dezelfde, er blijft een zekere essentie over.
Het verschil tussen Nederlands en Chinees is echter veel groter. Als Liao een blauwe 3D geprinte plastic schroef in de muur draait en daarbij ook nog de potloodtekens zichtbaar laat die de schroef zijn precieze locatie wijst en dat voegt in een project genaamd There are twenty-four kinds of waste from the West. I was a constituent, dan is het duidelijk dat simpel vertalen hier tekort schiet. China verbood per 1 januari vorig jaar de invoer van 24 soorten afval uit met name westerse landen. Daarmee deed China een beroep op andere landen om na te denken over de verwerking en productie van hun afval. De export van afval is nog steeds een florerende wereldhandel en zorgt ervoor dat afvalproducerende samenlevingen op een lucratieve manier niet te zien krijgen hoe vervuilend ze zijn. Anderzijds kan ook bedacht worden hoeveel producten uit China geëxporteerd worden die in het buitenland bij het afval terecht komen. Liao gebruikt in de serie juist kunststoffen zaken maar ontdoet ze van hun maatschappelijk nut. Hij doet eigenlijk wat een kunstenaar geacht wordt te doen met materialen (voor zover het een kunstenaar betreft die het alleen om de kunst zelf is te doen), maar weigert er een esthetisch product mee af te leveren of een product van economische waarde. De 3D geprinte schroef oogt niet erg stabiel. Je zou er een morele vraag in kunnen zien over het nut van de kunststoffen producten die we gebruiken, maar daar is de schroef in al zijn bescheidenheid veel te eigenwijs voor gepresenteerd. Bovendien betrekt Liao zichzelf bij het werk in de titel. Magritte indachtig, zou je er evengoed een titel als ‘Dit is geen schroef’ bij kunnen bedenken. Liao wijst ook op de vertaling. Hier wordt Chinese wetgeving vertaald naar de titel van een serie kunstwerken, die zich niet als zodanig voordoen en die door Liao vertoond worden aan een Nederlands publiek dat Liao’s vertaling hervertaalt naar de eigen specifieke manier van kijken en ervaren. Op die manier begint een verhaal steeds opnieuw, zoals iedere gebeurtenis in een historie een nieuw perspectief geeft voor een nieuwe uitkomst, een nieuwe voortgang, een nieuw begin. Dat geldt voor de ingrepen van Liao zowel als Lahuis. Zo is ook een vertaling een gebeurtenis die nieuwe perspectieven biedt, maar ook daar zitten voetangels en klemmen in. Zoals Liao het formuleert: “Sensibility and suspicion have made me realize that I have an inaccurate perception of what communication, culture and art are in Western society.” Vertaling is niet slechts het omzetten van het ene vreemde woord in het andere bekende woord of vice versa. In een levende taal zijn toonhoogte, intonatie, ritme, inkleuring en lichaamstaal ook van belang, zaken die de vreemdeling, ‘de ander’, lang niet altijd zal opmerken of op waarde zal kunnen schatten. Dat geldt niet alleen voor de taal, het geldt ook voor gebruiken en denkwijzen, voor cultuur in het algemeen. Het kan dan ook moeilijk anders dan dat Liao’s werken niet alleen trachten te communiceren maar ook over communicatie zelf gaan. Het is niet alleen de vertaling die ervoor zorgt dat zij een betekenis krijgen, het is het proces van vertalen dat niet ophoudt.
Zoals bij Lahuis het proces van verwering niet ophoudt in zijn drie grote kleitabletten uit de serie Two-stage opening of the Dover Strait and the origins of island Britain. Hij toonde deze werken eerder dit jaar in Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden. Een in de klei afgedrukte wetenschappelijke tekst over het los geraken van het eiland Brittannië van het Euraziatische continent brokkelde in het museum af door een constante stroom water. Drie voorbeelden van de resultaten daarvan zijn te zien in de huidige tentoonstelling. De klei zelf komt uit de Weald in Zuidoost Engeland, stamt uit het Onderkrijt (145 tot 100,5 miljoen jaar geleden), en wordt ter plaatse gebruikt in de baksteenindustrie. De Weald zelf houdt in het Zuidoosten op bij de krijtrotsen langs het Kanaal en het Nauw van Calais. De kleitabletten zijn verweerd en gebroken en hoewel het water er niet meer overheen stroomt, zal die verwering langzaam doorgaan. Het wetenschappelijke artikel werd onbedoeld tijdens het brexit-tijdperk gepubliceerd en Lahuis laat de kleitabletten vergezellen van twee levensgrote afdrukken van de Britse premier, de een aankomend, de ander weglopend. Zo laat hij de roerselen in het Britse parlement rond de afscheiding en daarbuiten een politieke stuiptrekking worden van het geologisch veel oudere verhaal van de vereilanding van Groot Brittannië. De politieke afscheiding is er een van interpretaties en hele en halve waarheden en leugens, het is er een van een vermeende volksaard en van een proces van steeds onvertaalbaarder worden. Lahuis doet er verder geen uitspraken over in zijn werk. Hij staat erbij en kijkt ernaar, nu ja, zoals kunstenaars in het algemeen doen, en probeert op zijn manier vat op de verschillen in tijdsverloop te krijgen. Tijdsverloop is zeker sinds de uitvinding van het bewegende filmbeeld nu eenmaal een obsessie geworden in de beeldende kunst: ook weer een nieuw perspectief in een oud verhaal.
In vergelijking met de verouderende kleitabletten van Lahuis doet een werk als 9 days van Liao behoorlijk nieuw aan. Het werk is het beste te beschrijven als negen gipstabletten. Ze zien er op het eerste gezicht uit als veel te ruim opgespannen witgeschilderde doeken, die aan de achterzijde zijn opgevuld. Ze nodigen uit om ingedrukt te worden, maar dan blijken ze hard en massief. Het lijkt te gaan om een simpel, ironisch conceptueel grapje, maar ook hier is weer sprake van vertaling en tijdsverloop. De titel impliceert sowieso een tijdsverloop. Verder is het in de Westerse schilderkunst sinds de 16de eeuw een gebruik geworden om te schilderen op op een houten raam gespannen linnen. Het linnen veert zachtjes mee met de druk van de schilderskwast of het penseel. Het besef dat zo’n raam met linnen in principe ook een ding is, een object met een eigen zeggingskracht, afgezien van het plaatje dat erop kan staan, kwam pas echt na de Tweede Wereldoorlog. Door gaten en sneden in het linnen te maken meende Lucio Fontana (1899-1968) bijvoorbeeld een nieuwe, schier oneindige ruimte te ontdekken achter het doek. Bij Liao worden de doeken volumes, even ironisch als raadselachtig.
Er zijn meer werken van Lahuis met letters, woorden en teksten, waarbij de idee van een vertaling ook nooit ver weg is. Die vertaling is niet perse letterlijk, ze geldt eerder de behandeling van het materiaal. De letters en woorden dreigen onleesbaar te worden. In verschillende werken heeft Lahuis de letters en woorden kapot gemaakt door verbranding, waarna hij ze weer tracht te restaureren. Waarom die restauratie? Uit heimwee voor wat geweest is? Of om het over die heimwee zelf te hebben op een manier die eerder tijd en materie dan emotie de ruimte geeft? Liao gebruikt in zijn werken in principe geen taal. Toch spreekt hij van “vertaling” (translation) en zijn titels zijn talig. Een aantal werken in zijn tentoonstelling zijn uit de serie A show about the canvas. Twee zijn er verworden tot een soort kussentjes, met uitstulpend schuim langs de randen dat op het eerste gezicht op een versiering lijkt. Ze hangen in de tentoonstelling tegenover elkaar. De een is gedeukt en heet Dent en de ander is bol en heet Caught. Waar in de laatste, blijkens de titel iets gevangen zou kunnen zijn, is de ander ingestompt, maar omdat de werken tegenover elkaar hangen is er ook de idee van een verse onbeslapen peluw en één waar een hoofd in gelegen heeft. Tegelijkertijd is er een idee van balans: waar het ene bol is, moet het andere hol zijn. Dat doet de vraag rijzen of de korte individuele titels echt vastliggen, of dat zij slechts een suggestie zijn. Met de serie A show about the canvas, waaruit hij ook een ingewikkelder werk (The Window) laat zien met een breuk en rood dat weerschijnt vanachter het werk, lijkt hij (misschien wel definitief; wie zal het zeggen?) af te rekenen met zijn gedegen Chinese schildersopleiding, vermengd met de Westerse traditie van schilderen op opgespannen doek. Zo’n afrekening, wanneer getoond in Nederland, behoeft vertaling. Die vertaling is inherent aan het getoonde werk en het gebruikte materiaal. Dat wat ooit, qua idee, een schilderij had kunnen zijn, is iets heel anders geworden. Alleen de structuur van het linnen en de vorm herinneren nog aan een schilderijtje. Maar de kleur bij Dent en Caught komt van het schuim. In The Window komt de rode kleur weliswaar van verf, maar die zit aan een deel van de achterzijde van het werk en wordt zichtbaar door een breuk in het gips. Er is totaal geen sprake meer van een handschrift, laat staan een traditioneel handschrift, zo belangrijk in de traditionele Chinese schilderkunst. ‘Dit is geen schilderij’ zou een alternatieve titel kunnen zijn en het publiek kan zich afvragen waarvan het precies publiek is, net als wanneer het naar de blauwe schroef kijkt.
Bij Lahuis is er ook geen sprake meer van traditionele schilder- of beeldhouwkunst, hoewel zijn werken resultaat zijn van intensief handwerk. Met handwerk en gebruikmaking van natuurlijke processen – verbranding, erosie door water, afdrukken – vertaalt Lahuis dat wat al gezien is. Door zijn handwerk en die natuurlijke processen vertaalt hij de teksten en beelden dusdanig dat zij een rol gaan spelen in de factor tijd. Zijn onderwerpen maken een soort omweg in de tijd. Zijn handwerk wordt niet zichtbaar als virtuoos vernuft, maar het is evengoed met grote toewijding en intensiviteit utgevoerd. Tijd, materiaal en toewijding bepalen de uitkomsten van zijn werk, maar zijn vakmanschap zit vooral in de idee die die drie zaken – tijd, materiaal en toewijding – bij elkaar houdt. In feite geldt dat ook voor Liao’s werk. De idee wordt, zoals dat gaat in de beeldende kunst, vertaald in een object, maar de idee zelf – en zo gaat dat in de conceptuele kunst – is vele malen groter dan de objecten. Lahuis’ kleitabletten reiken van hier tot in heel groot Brittannië en van hier tot diep in de IJstijd en toch liggen ze ook gewoon object te zijn in een kunstgalerie. Liao’s blauwe schroef leidt van hier tot in China en van een kunstgalerie naar de ontkenning van esthetiek of materieel gewin en toch zit ze doodgemoedereerd in de wand in SinArts Gallery. Het is niet zozeer dat de kunst lang en het leven kort zijn, het is meer dat beide groot zijn, of liever, groot kunnen zijn.
(Klik op de plaatjes voor een vergroting)
Bertus Pieters
Zie voor extra plaatjes: https://villanextdoor2.wordpress.com/2019/05/15/lennart-lahuis-le-mal-du-pays-durst-britt-mayhew-the-hague/
Zie ook: https://chmkoome.wordpress.com/2019/05/13/le-mal-du-pays/
MOGELIJKE ADVERTENTIES OP DEZE SITE VALLEN NIET ONDER VERANTWOORDING VAN VILLA LA REPUBBLICA!!