Spring naar inhoud

Een drukke business; Bert Kreuk-collectie in het Gemeentemuseum, Den Haag

28 juni 2013

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Zie: http://trendbeheer.com/2013/10/28/bert-kreuk-van-gemeentemuseum-naar-sothebys/

Het op deze plaats eerder te lezen artikel over deze tentoonstelling is ingetrokken.

Villa La Repubblica leent zich niet voor de manier waarop verzamelaar Bert Kreuk zowel de kijkers als het Gemeentemuseum een oor heeft aangenaaid.

—–

Op verzoek enige toelichting.

1. Verzamelaar en zakenman Bert Kreuk kwam met het Gemeentemuseum overeen een tentoonstelling te organiseren van door hem verzameld werk. Het museum en de verzamelaar leken daarbij dezelfde missie te hebben: het publiek een ontwikkeling tonen van het verzamelen van kunst die beeldgenot oproept naar meer ideële kunst. “Conceptueel” noemde Kreuk dat, wat dat zijns inziens verder ook in moge houden.

2. Dat leverde een tentoonstelling op van goeddeels onbetaalbare verzamelaarskunst. Maar wie met die termen de tentoonstelling ging bekijken onthield zich van de verdere artistieke inhoud van het werk. Ik heb me in mijn verslag dan ook beperkt tot wat er aan bijzonders te zien was en ik kon niet anders constateren dan dat er een deels interessante tentoonstelling te zien was.

3. Het goeddeels onbetaalbare verzamelaarskunst-aspect kreeg, door het in korte tijd na de tentoonstelling ter veiling aanbieden van een aantal werken van de tentoonstelling, weer een nieuwe impuls. Werk van een tentoonstelling, die toch zo begeesterd gepresenteerd werd door de verzamelaar.

4.Kunst en rijkdom hebben door de eeuwen heen veel met elkaar te maken. Kunst is steeds gebruikt ter representatie van velerlei zaken, niet in het minst van rijkdom en macht. Het vrij recente (19de-eeuwse) idee dat de kunstenaar een rebel is, die juist tegen de conventies van rijkdom en macht ingaat, is door diezelfde rijkdom en macht allang ingekapseld en gebruikt. Maar dat wil niet zeggen dat rijkdom en macht de essentie en het bestaansrecht van kunst inhouden. Beeldcultuur is zo onlosmakelijk verweven met ons denken, dat beeldende kunst heel veel meer representeert en zich in wezen slechts voor een fractie ophoudt in de verzamelingen der rijken. Met dat gegeven in het hoofd, heb ik dat aspect van de tentoonstelling benaderd als een randverschijnsel, dat niet in de weg mocht staan van het onbekommerd kijken naar kunst.

5. Ik ben wat dat betreft dus te goed van vertrouwen geweest, nu blijkt dat de tentoonstelling deels als uitstalkast fungeerde voor werk dat weinig maanden later ter veiling aangeboden zou worden. Het is daarmee pijnlijk te moeten constateren dat de marktwaarde van op zijn minst een aantal van de getoonde werken belangrijker is dan de eerder door Kreuk zo benadrukte ideële en esthetische waarde van de werken. Ik geef toe dat ik daar dus letterlijk met open ogen ingestapt ben.

6. Echter, dat die marktwaarde bij verzamelaars als Kreuk blijkbaar een zo grote rol speelt en deel van het prestige van de verzameling is (misschien zelfs deel van de inhoud van het werk is), ontslaat je niet van de plicht ook gewoon naar het werk zelf te kijken, los van het idee van die marktwaarde.

7. Niet onterecht is erop gewezen dat het niet helemaal eerlijk is het oorspronkelijke artikel hier weg te halen. Ik vind het echter ongepast het artikel ongewijzigd hier te laten staan. Het is nu zonder plaatjes en verwijzingen te lezen onder de reacties.

Bertus Pieters

Voor wie verder geïnteresseerd is:

http://metropolism.com/opinion/business-as-usual/

http://blikvangen.nl/2013/06/intuitief-handelen/

http://trendbeheer.com/2013/08/02/bert-kreuk-gemeentemuseum-den-haag/

http://www.lost-painters.nl/gemeentemuseum-den-haag-grensverleggend-collectie-bert-kreuk/

4 reacties
  1. Wat je geschreven had weet ik niet meer Bertus, maar ik ben het met Jeroen eens dat je misschien beter een aanvulling op je stuk had kunnen schrijven. Ik neem aan dat de kwaliteit van het werk hetzelfde is gebeleven en dat alleen het verzamelbeleid van Kreuk in een ander licht is komen te staan. Ook de rol van het Gemeentemuseum in deze roept vragen op, ik heb nog geen persverklaring gezien van hen over deze zaak.

    Like

  2. Kees, bij deze:

    “Wie kijkt, die interpreteert. Interpreteren is een drukke business voor de hersens. Beeldend kunstenaars maken er hun vak van. Met materiële middelen laten zij het residu van hun interpretaties achter. En zo ontstaan er zaken, kunstwerken, die dan weer zelf openstaan voor interpretatie. Ze lokken interpretatie uit door hun esthetiek en zij doen dat al sinds mensenheugenis. Anderen, de kijkers, reageren daar op, aangetrokken door die esthetiek en maken hun interpretatie, stilzwijgend, hardop communicerend of iets daartussenin.

    Bij Bert Kreuk is het blijkbaar dat laatste. Hij verzamelt kunst, aangetrokken door de esthetiek ervan en door de uitdaging tot interpretatie. Maar hij zorgt er ook voor dat werken uit zijn collectie voor het publiek tentoongesteld worden, bijvoorbeeld door bruiklenen aan musea. Momenteel is een keus uit zijn collectie te zien in het Gemeentemuseum – door hemzelf samengesteld en ingericht – onder de titel Transforming the Known, in het Nederlands Grensverleggend. De Engelse titel knoopt aan bij een traditie in het verzamelen. In de Renaissance werd het verzamelen van zowel natuurlijke als artistieke objecten een roeping voor menige edelman of vorst en voor gestudeerde lieden. Kennis over de mens en de kosmos was daarbij voor een belangrijk deel het uitgangspunt. Met de objecten van hun verzameling interpreteerden deze collectioneurs de wereld waarin zij leefden. En in feite doet Kreuk hetzelfde.

    Kreuk vertelt naar aanleiding van de tentoonstelling hoe hij begon als verzamelaar met het kopen van min of meer conventionele schilderkunst en hoe hij nu de meer conceptuele kunst verzamelt. In het begeleidende gidsje bij de tentoonstelling zegt hij onder meer over de kunstenaars van wie hij werk verzamelt: Zij moeten meer willen weergeven dan een illustratie van de werkelijkheid of een direct herkenbare emotie. Omdat zij conventionele ideeën over kunst ontwrichten, zijn zij ‘grensverleggend’ bezig. Dat grensverleggende valt wel mee, immers, er zijn geen grenzen meer die geslecht kunnen worden in de kunst. En dat bevestigt ook de tentoonstelling. Wel zou je kunnen stellen dat de meeste kunstenaars in de tentoonstelling grenzen van het eigen denken voorbijstreven en een bepaalde radicaliteit hebben in hun materiaalgebruik die henzelf tot nieuwe gezichtspunten brengt die ook de kijker kunnen intrigeren. En het meer willen zien dan simpele illustraties van de werkelijkheid of direct herkenbare emoties is ook niet iets van vandaag; het houdt de mensheid al sinds Plato bezig.

    Maar wat is er nu eigenlijk te zien? Het gaat om een presentatie van 35 kunstenaars van bekende en minder bekende signatuur waarvan het grootste deel werkzaam is in de Verenigde Staten. Van de één is slechts één werk te zien, anderen worden met meer werken gepresenteerd. Een aantal kunstenaars krijgen zelfs min of meer een kleine solopresentatie of bijna-solopresentatie.

    Zo krijgen de werken van Sterling Ruby (1972) een ruimte voor zichzelf. Zijn werk was weliswaar mondjesmaat in groepspresentaties eerder te zien in Nederland, maar tot en solopresentatie is het nog niet gekomen. In deze tentoonstelling zijn vier heel verschillende werken van hem bijeengebracht. Twee schilderijen, een grote collage op karton en een textielwerk. Aanstekelijk werk, dat energie, vindingrijkheid en een kritische geest uitstraalt. Ruby maakt naast dit werk ook keramiek, installaties en video’s. Disciplines waar Kreuk in het algemeen aan voorbij gaat. Niettemin kan deze kleine presentatie gelden als een idee voor een eerste echte solopresentatie in Nederland.

    Hetzelfde geldt voor het werk van Alex Hubbard (1975). Ook hij maakt naast schilderijen video’s en installaties. Werk waarin, ondanks alle speelsheid en sprekende kleuren, een zekere melancholie schuil lijkt te gaan. Op zich zijn de kunstjes die Hubbard vertoont al eerder gedaan in de moderne en postmoderne kunst, maar de persoonlijke interpretatie en het daarbij behorende materiaalgebruik maken het werk interessant. De werken van Ruby en Hubbard zijn hoekstenen van de tentoonstelling waar het de schilderkunst betreft. Beide kunstenaars hebben duidelijk schilderkunstige uitgangspunten, ook wanneer zij zich met collages en textiel (Ruby) of met sculptuur (Hubbard) bezighouden. De getoonde sculptuur van Hubbard is zelfs een gevouwen schilderij.

    Toch kan het werk van Ruby en Hubbard moeilijk conceptueel worden genoemd. Natuurlijk is de hedendaagse kunst moeilijk meer denkbaar zonder het conceptualisme, maar waar de conceptkunst zich ontdoet van materiaal, is het werk van deze kunstenaars juist meer uitbundig qua materiaalgebruik.

    De term conceptkunst is meer van toepassing op het werk van iemand als Danh Vo (1975) die ook een kleine bijna-solopresentatie heeft. Zijn drie gepresenteerde werken hebben een basis van ideeën die van buiten de beeldende kunst zelf komen. Het zijn ideeën over afkomst en identiteit, waarbij het persoonlijke levensverhaal van de kunstenaar een rol speelt. Zonder enig begrip daarvan zijn de werken niet te interpreteren. Toch is het materiaalgebruik en de manier waarop dat vragen oproept doorslaggevend bij de aandacht die de werken trekken.

    Dat ligt lastiger bij het werk van Latifa Echakhch (1974). De presentatie van vier werken van haar hand, waarbij Kreuk zich toch heeft laten verleiden een kleine installatie te tonen, roept eerder de vraag op of hier wel een vraag te stellen is. Echakhchs werk is zo minimaal dat het eigenlijk te weinig ademruimte heeft, te weinig om de gedachten de vrije loop te laten. Met een minimum aan materiaal en techniek heeft het concept het hier gewonnen van het materiaal, dusdanig dat het ook geen werk van een andere kunstenaar in de nabijheid duldt.

    Het enige werk van Analia Saban (1980) in de presentatie komt daardoor in de verdrukking. Dat is jammer, want op die manier laat haar werk een te fletse indruk achter.

    Elders zijn de combinaties juist goed uitgebalanceerd of verrassend. Een mooie balans is er in de zaal met werk van Valerie Snobeck (1980) en Klara Lidén (1979).
    De ideeën harmoniëren goed met elkaar, mede omdat beide kunstenaars de stedelijke omgeving als uitgangspunt hebben.

    En een verrassende combinatie is die van Matthew Day Jackson (1974), die nog niet lang geleden een indrukwekkende tentoonstelling had in het GEM, en Adam McEwen (1965). Day Jackson is wat materialen betreft van alle markten thuis, heeft een fascinatie voor de dood en is in staat bloedserieus en humoristisch tegelijk te zijn. Daartussen hangt en staat het werk van McEwen, een halve generatie ouder, een kunstenaar met een inmiddels groot en heel veelzijdig oeuvre, dat, net als dat van Day Jackson, serieus en humoristisch kan zijn, maar op een veel minder dramatische en monumentale manier.

    En zo valt er over iedere zaal wel iets op te merken. Het goede nieuws is de grote hoeveelheid werken en dat is meteen ook een deel van het slechte nieuws. Een aantal kunstenaars dreigt over het hoofd gezien te worden omdat er maar één werk van gepresenteerd wordt. Zo hangt het overigens zo luidruchtige werk van Brendan Fowler (1974) toch wat verloren bij het geweld van de kleurrijke schilderijen van Hubbard en nog twee kunstenaars. Nieuwsgierig maakt het wel.

    Andere “eenzame” werken winnen juist door de schijnbare achteloosheid waarmee ze gepresenteerd worden, zoals het werk van Matias Faldbakken (1973), geen onbekende in dit land, en het stippelwerk van Damien Hirst (1965), ooit briljant begonnen maar inmiddels vervallen tot een matig talent.

    Hirsts werk misstaat overigens niet in de grote zaal, in al zijn eenvoudige bescheidenheid tussen links een prachtig werk van

    Christopher Wool (1955) en rechts een al even fraai werk van Rudolf Stingel (1956). Beide kunstenaars wier werk hier vreemd genoeg nog steeds niet uitgebreid geëxposeerd is geweest. Vreemd omdat het bijzonder veelzijdige kunstenaars met een lange en uiterst consistente loopbaan betreft.

    Bij elkaar heeft Kreuk zijn punt wel gemaakt. Hij wilde een tentoonstelling die zijn eigen ontwikkeling als verzamelaar nader zou toelichten in de hoop dat ook anderen de rijkdom aan ideeën van de hedendaagse kunst zullen zien en er bevangen door zullen raken. Verder wilde hij het werk van een aantal zijns inziens jonge kunstenaars introduceren.

    Op drie punten in de expositie zijn filmpjes te zien die de beweegredenen van Kreuk kort toelichten. In een filmpje spreekt hij de wens uit dat mensen over een paar jaar nog zullen nagenieten en constateren dat het toch een prachtige tentoonstelling was. Of dat zo zal zijn, is moeilijk in te schatten. Voor mensen die zich ervoor willen openstellen kan de expositie een eyeopener zijn. Nieuwe kunstenaars kunnen door de kijker ontdekt worden, maar hun werken zijn helaas vaak niet meer dan teasers. En of die teasers goed zijn uitgezocht om een blijvende herinnering na te laten, is maar de vraag. Bij de expositie zelf wordt een handzaam en gratis gidsje geleverd dat alle kunstenaars en hun beweegredenen behandelt. Kreuk en het Gemeentemuseum kunnen er hun educatieve missie in botvieren en het voorkomt grote uitleggerige teksten op de muren. Een misser is helaas de marktkramerige onzin op de achterflap van het gidsje. Daarmee is het educatieve aspect van de expositie voldoende benadrukt.

    Verder leidt Kreuk de kijker als een Renaissance-edelman door zijn Kunst und Wunderkammer waar zelfs het kalf met de twee koppen niet ontbreekt in de vorm van een werk van Sherrie Levine (1947) voor een scherm van Alex Israel (1982). Het is de vraag of het aantal kunstenaars niet wat te groot is, zoals geconstateerd, komt van een aantal werken nu juist de grondgedachte te weinig naar voren. Minder kunstenaars met meer werk had wellicht een meer uitgebalanceerde expositie opgeleverd. Het probleem hangt ook samen met de bedoeling om de kijker zowel kennis te laten maken met de wereld van een aantal kunstenaars en hun samenhang als met een aantal verschillende kunstobjecten en hun samenhang.

    Een ander, maar kleiner bezwaar is de museale opstelling tegen de witte muren. Ieder werk krijgt nu als het ware dezelfde behandeling, terwijl uit de aard der zaak niet ieder werk gelijk is. In de zalen langs de binnentuin is dat deels opgelost door de sculpturen voor de ramen te zetten en (in het geval van Matias Faldbakken) tussen twee zalen in. Het werk van Danh Vo blijkt goed te gedijen in de opstelling, het dwingt ook tot een radicalere opstelling, maar het werk van Latifa Echakhch wordt tekort gedaan. Het is alsof het werk in het algemeen de geborgenheid van het thuis mist.

    Maar alles bij elkaar is er veel interessants te zien voor de gene die er de tijd voor neemt. De keuze is zowel gul als beperkt. Voor wie kijkt, is de wereld zowel te vol als niet vol genoeg. Interpreteren is nu eenmaal een drukke business voor de hersens.

    Bertus Pieters”

    Like

  3. Kleine update: Bert Kreuk vreest imagoschade. Die imagoschade is er al en wordt alleen maar groter, of hij de zaak nu wint of verliest. Zie: http://www.rtlnieuws.nl/economie/home/topverzamelaar-eist-9-ton-van-kunstenaar

    Like

Trackbacks & Pingbacks

  1. Bert Kreuk en de kunsthandel. Museum kan collectie helpen opwaarderen | George Knight

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.