Spring naar inhoud

Tussen einde en begin #35: Cedric ter Bals

10 september 2019

“I daresay this reader remembers, too, the white tom-cat, lamed in one foot by a stray bullet, who had his headquarters in No-man’s-land. He used often to pay me a visit at night in my dugout. This creature, the sole living being that was on visiting terms with both sides, always made on me an impression of extreme mystery. This charm of mystery which lay over all that belonged to the other side, to that danger zone full of unseen figures, is one of the strongest impressions that the war has left with me.”

Ernst Jünger, The Author’s Preface to the English Edition, in The Storm of Steel: from the diary of a German storm-troop officer on the Western front, vertaling in het Engels van In Stahlgewittern uitgegeven door Howard Fertig, New York 1996, pp ix-x.

De wereld van de verbeelding stuit menig realist tegen de borst, immers voor de realiteitsaanbidder zijn dromen bedrog. Het is echter de verbeelding die de hele wereld en de realiteit mogelijk maakt. De droom en het visioen, bij voorkeur de vehikels van de verbeelding, spelen daarbij een belangrijke rol en dat hebben ze doorheen de hele geschiedenis gedaan. In de meer rationele periodes raken ze naar de achtergrond, terwijl ze in periodes van grote veranderingen en onzekerheid vaak weer opspelen. In het middeleeuwse verhaal Karel ende Elegast krijgt Keizer Karel de Grote in zijn dromen de goddelijke opdracht van een engel om uit stelen te gaan. Die droom leidt hem uiteindelijk in een nachtelijke tocht naar de waarheid, naar een nieuwe realiteit waarin geweld het bewijsmateriaal wordt. Uiteindelijk trachtte Freud eind negentiende eeuw tot een wetenschappelijke duiding van dromen te komen. Het werk van Freud en later vooral Jung over dromen, het onderbewuste en symboliek heeft veel kunstenaars in de twintigste eeuw – die moeilijk te bevatten eeuw vol technische vooruitgang en bloedig geweld, vol opbouw en blind kapotmaken – geïnspireerd tot werk dat verder trachtte te gaan dan de verbeelding en de droom. Het surrealisme, dat daaruit geboren werd, probeerde zowel de realiteit als de droom letterlijk te ondergraven, niet om tot de waarheid te komen, maar om onbekende regionen van de menselijke geest en wat hem drijft te ontsluiten.

De samenkomst van technische vooruitgang en totale (zelf)vernietigingsdrang bereikte zijn eerste dramatische, historische, voor sommigen sublieme hoogtepunt in de Eerste Wereldoorlog. In de Eerste Wereldoorlog overvleugelde de realiteit de verbeelding en de angstdroom en hij is daarmee bepalend geweest voor het verloop van de rest van de twintigste eeuw, niet alleen politiek en historisch maar ook geestelijk. Dat er een zeker esthetisch genot ten grondslag kan liggen aan de totale destructie, durfde men maar schoorvoetend te erkennen na al het leed dat de oorlog veroorzaakt had. Maar bewust en onderbewust werd de Eerste Wereldoorlog voor Europa niet alleen een catastrofaal eindpunt van de negentiende eeuw maar ook een bakermat van de ethiek en esthetiek van vandaag. En in feite heeft de kunst, en dus de menselijke geest, het daar nog steeds moeilijk mee, ook en vooral in onze tijd waarin technologische ontwikkeling en vernietiging weer steeds scherper tegenover elkaar en naast elkaar komen te staan. Moet de esthetiek eindigen waar de ethiek eindigt of kan of moet de esthetiek daar juist verder gaan om het onontrafelbare te ontrafelen?

In Italië werd de esthetiek van de oorlog door de futuristen voorbereid, maar ook door een figuur als de proto-fascistische dichter, politicus en legerofficier Gabriele D’Annunzio (1863-1938), wiens decadente stijl een belangrijke invloed had op de Europese literatuur (Bertold Brecht gebruikt hem als de romanpersonage Vestus Adler). Een belangrijke, centrale figuur in het denken over de esthetiek van oorlog en geweld is Ernst Jünger (1895-1998), die met zijn 102 jaar bijna de gehele twintigste eeuw doorleefde. Jünger werd bekend met zijn bewerkte dagboeken van zijn leven als Duitse soldaat in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog onder de titel In Stahlgewittern (1920; vertaald in het Nederlands als Oorlogsroes, in het Engels als Storm of Steel), een verheerlijking van durf, de fysieke oorlogsmachine en vooral het mysterie van de duistere esthetiek van dit leven op het raakvlak van moderne techniek, aardse overlevingsdrang en de noodzaak daartoe te doden.

Jünger is ook een centrale figuur in Tagebuch Oskar von Balz van Cedric ter Bals* (1990), een beeldroman die zich moeiteloos door tijd en ruimte beweegt. De hoofdpersoon doet natuurlijk denken aan maker Cedric ter Bals, zoals ook de naam van de hoofdpersoon aan hem doet denken, maar hij is ook de blonde, bloeddorstige Gertrude, Ernst Jünger dwaalt in hem en rond hem, en niet alleen Jünger. Op pagina zeven roept een geestelijke “Heil Ernst Jünger!” en vanaf dat moment zijn zowel Jünger als de geestelijke niet meer weg te denken in het verhaal. De geestelijke schopt het na zijn dood zelfs tot heilige, hoewel, aan zijn naam te oordelen, toch een met een duister hart. Als een godheid van de Eerste Wereldoorlog en de eeuw die daarop volgde is Ernst Jünger steeds aanwezig. Jünger was een intellectueel controversiële figuur uit de twintigste eeuw die zowel veel bewondering als afkeuring oogstte.

In Tagebuch spelen dergelijke morele beoordelingen geen rol. De historische en hedendaagse figuren die in het boek voorkomen zijn eerder een soort oude bekenden zoals ze in dromen, visioenen en nachtmerries gewenst en ongewenst kunnen optreden. De dromer, visionair of nachtmerrieruiter krijgt ze te verduren terwijl het morele oordeel is verdoofd of uitgeschakeld. Het leidt in Tagebuch tot onverwachte en soms hilarische situaties. Zo verplaatst het verhaal zich van een nachtmerrieachtig Scheveningen plotseling naar een tropische omgeving met palmbomen. “Kind of strange how nature changes so fast” constateert Oskar verbaasd maar droogjes, terwijl hij kijkt naar een gigantische Afrikaanse rozenkever die boven twee krokodillen vliegt (Jünger was ook entomoloog). Hij krijgt een korte inzinking en overweegt zich te verdrinken, maar nog op dezelfde bladzij wordt hij vanuit de hemel door Ernst Jünger tot de orde geroepen en neemt hij het besluit te stoppen met drinken. Zo wisselen de perspectieven voortdurend.

Er zijn ook terugkerende situaties van slapstick, struikelen en uitglijden. Hier zijn ze niet alleen hilarisch, ze zijn ook het onverwachte dat situaties en inzichten doet veranderen. De geestelijke struikelt over een kei in de weg, maar als bij iedere running gag, struikelt hij er op de laatste bladzij uitdrukkelijk niet over. Dat moet een teken zijn, of een simpele verwijzing naar Jüngers bekering op het eind van zijn leven tot het Rooms Katholicisme. Het brengt hem in ieder geval weer nader tot Oskar met wie hij zich, zoals het in een goed stripverhaal hoort, opmaakt voor nieuwe avonturen, vanuit het hart van tijd en wereld: Scheveningen.

Sowieso lopen in het laatste hoofdstuk alle verwisselingen en verwijzingen door elkaar op een even willekeurige als meesterlijke manier. De achtergronden wisselen elkaar soms per plaatje af, vooral tegen het eind van het verhaal nadat een hele militaire compagnie is gediagnosticeerd met shellshock en waarin figuren en symbolen als in een kleurige kermisdraaimolen opduiken. Voor liefhebbers van verwijzingen is dit bij uitstek een goed boek, maar de waarde ligt toch vooral in de uitwerking en de algemene sfeer van dromen en visioenen. De Eerste Wereldoorlog is daarbij een uitgangspunt maar het is niet het verhaal van de Eerste Wereldoorlog, noch speelt het in die tijd. Het speelt sowieso niet in een tijd, maar in het vacuüm dat de droom oproept. Ondanks zijn vaak felle kleuren en de komische momenten is Tagebuch in feite een bloedserieus werk. Oskar wordt ’s nachts onverhoeds in het avontuur gestort. Zoals hij zelf zegt “I could not even imagine what the consequences of that night would be.” Je kunt je echter afvragen hoe onverwachts het was, want al bij het voorstellen van de hoofdpersoon blijkt hij rond te lopen als Duits soldaat uit de Eerste Wereldoorlog, compleet met wapenrusting en gasmasker. Weliswaar doet hij dingen die iedereen zou kunnen doen – hij gaat naar de gym en naar het zwembad – maar er is dus al meteen iets vreemds aan hem. Het is als in de beste nachtmerrie: de kaarten zijn al geschud en het lot is al toebedeeld voordat het verhaal kan beginnen en zo wordt de lezer/kijker ook meegesleurd van het ene naar het andere onbevattelijke visioen. Oskar weet zelf niet dat hij blijkbaar gereïncarneerd is in een vrouwelijk alter ego, een nietsontziende moordenares. Scheveningen zelf is veranderd in een soort gefortificeerde oorlogszone, een omheind kamp – voor vreemdelingen, naar later blijkt – wel met de rode vuurtoren, maar bij nacht en ontij, met voortdurende bliksemflitsen. Ter Bals plaatst zich al tekenend voor de meest groteske feiten en neemt de lezer mee in de consequenties daarvan. En voordat er ook maar enige logica of moraal ontwikkeld kan worden, is er alweer sprake van een nieuwe gebeurtenis. Zaken van liefde, trouw, moed, avonturendrang, kunstenaarschap en een voortdurend verlangen naar ontwaken, waar dan ook uit, houden de kijker/lezer in de ban. Het kleurgebruik en het afwisselende gebruik van droog kleurpotlood en waterverf benadrukken de droomsituatie, het visionaire van het verhaal. Ter Bals bedient zich daarbij niet van gemeenplaatsen. De achtergronden kunnen abstract zijn, gecompliceerd of juist heel simpel, quasirealistisch of meer decoratief. Dat maakt ook dat sommige plaatjes een eigen zelfstandige waarde krijgen, terwijl ze het verhaal daar verder niet mee onderbreken, maar eerder intensiveren. Steeds dieper tracht Ter Bals door te dringen in wat dit beeldverhaal doet voortgaan. Al tekenend probeert hij zelf greep op de situatie te krijgen. Nadat bijvoorbeeld de geestelijke verdwijnt en heilig wordt op vingerwijzing van Ernst Jünger, is het op de volgende bladzij plotseling nacht en zijn de plaatsjes zwart met wat witte oplichtende vormen en lijnen. “Time for a new kind of lay-out,” meldt het laatste plaatje van die pagina en op de volgende bladzij zie je Oskar bij het ochtendgrauwen de haven van Scheveningen uitvaren. Er lijkt daadwerkelijk sprake van een ontwaken want de bonte droomkleuren zijn weg en vervangen door het zilvergrauwige van het Noordzeelicht. Maar de oorlogssituatie blijft opspelen en deze poging om het verhaal te beïnvloeden ontspoort wanneer Oskar de Maas opvarend in de tropen belandt en de hitte van de tropenzon hem zelfs dieper in een droomsituatie stort. Een onverwachte terugkeer op het vertrouwde Scheveningen lijkt, zoals dat in iedere behoorlijke nachtmerrie gebeurt, een lichtpuntje dat bij de eerste blik al tenietgedaan wordt.

Oskar wordt voortdurend omgeven door bekende koppen en namen uit de geschiedenis. Schrijvers, romanfiguren en anderen warrelen door en om Oskar heen, maar de kunstenaars krijgen steeds meer de overhand. Het jammerlijke sneuvelen van Franz Marc (1880-1916) wordt herdacht en op het eind krijgt “Von Eeden” de opdracht een kunstdocument terug te brengen naar Scheveningen. De droomsituatie lost zich uiteindelijk niet op maar eindigt wel positief. Er kan aan de verbeelding niet meer ontkomen worden en het visioen duurt voort waardoor de wereld een reïncarnatie van zichzelf wordt. Zin en zinloosheid van de feiten openbaren zich niet, ze leiden niet, zoals ooit bij Karel ende Elegast, tot een bepaalde rechtvaardigheid noch tot een rechtvaardiging van de feiten en handelingen. Het wordt geen visioen van een betere wereld maar ook geen simpel verhaal uit de fantasy-traditie waarin een welhaast onverslaanbaar kwaad met veel bloed, pijn en moeite verslagen wordt. Ook vermijdt Ter Bals – ondanks de felle kleuren, de slapstick, de humor en de kolder – banaliteiten en hij wentelt zich niet in nihilisme. Iedere pagina is met zorg en toewijding gemaakt, met oog voor de spanning en het verloop van het verhaal en bovenal spreekt er veel energie, plezier en geestkracht uit het boek. Tagebuch is geen antwoord op de geweldslyriek van Jünger of de futuristen en van heldenmoed is al helemaal geen sprake, het zijn eerder de verbeelding en de kunst die met de eer strijken.

(Klik op de plaatjes voor een vergroting)

Bertus Pieters

Werk van Cedric ter Bals is momenteel te zien in de duotentoonstelling Twiemæl Sterben samen met werk van Philip Akkerman bij Galerie Maurits van de Laar in Den Haag. Daar zijn ook de bladen van Tagebuch te zien.

*  Cedric ter Bals (1990), Tagebuch Oskar von Balz (2019), 29,7x21cm, 55+9 bladzijden in kleur, en handgebonden, momenteel te koop bij Galerie Maurits van de Laar.

Zie ook: https://villanextdoor2.wordpress.com/2019/09/13/cedric-ter-bals-philip-akkerman-twiemael-sterben-galerie-maurits-van-de-laar-the-hague/

https://chmkoome.wordpress.com/2019/09/03/21843/

http://jegensentevens.nl/2019/08/cedric-und-philip-en-de-slag-om-de-laar/

VILLA LA REPUBBLICA IS NIET VERANTWOORDELIJK VOOR MOGELIJKE ADVERTENTIES OP DEZE PAGINA!!!

Geef een reactie

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.